GUIDO MOENS

 

 

“Politiek bedrijven is ook een kwestie van organisatie en strategie”.

 

Wie op zondagavond tussen 20 en 21 u de grote ring neemt maakt veel kans om Guido Moens te kruisen tijdens zijn wekelijkse jogging. Ondanks een uiterst druk leven reserveert de jeugdsecretaris van de stad Aalst, administratief secretaris van de SP en bestuurslid van vele organisaties uit de jeugd-, cultuur- en welzijnssector, toch wekelijks nog wat tijd voor zijn hobby’s, atletiek en reizen. De manier waarop deze 33-jarige maatschappelijk (opbouw-)werker er sedert een vijftiental jaren in slaagt het ene vernieuwende initiatief na het andere uit te bouwen, blijft verbazing wekkend. Aanvankelijk waren dat uitsluitend niet-strekkingsgebonden of pluralistische initiatieven.

De laatste jaren is Guido ook actief in de Aalsterse SP-werking. Niet zonder duidelijke sporen na te laten !

Een gesprek met deze “socialistische manager”, een goede vriend …

 

Guido, mijn eerste vraag luidt steeds : “Stel je zelf eens voor!”

 

Ik ben in 1950 geboren te Denderbelle. Tien jaar later, toen het huis te klein geworden was voor ons kroostrijk gezin van acht, verhuisden we naar Aalst.

Op de stedelijke sociale school te Gent leerde ik Lieve De Meulemeester kennen, waarmee ik drie jaar later huwde. Haar belangstelling ging overwegend uit naar de medisch-sociale sector en de bejaardenproblematiek. Zij is werkzaam in de socialistische mutualiteit te Zottegem. Ik had vooral aandacht voor jeugdvorming en cultureel werk.

Samen met onze zoon Bob wonen we op het einde van de Dendermondse Steenweg te Aalst, precies op de grens van Aalst-centrum en Herdersem.

Ver genoeg van Amylum en dicht genoeg bij de Faluintjes ; zodat wij nog de overwaaiende gezonde lucht kunnen opsnuiven !

 

Je bent geen “socialist van huize uit”. Hoe belandde je bij de socialisten ?

 

De familietraditie was : christelijk, Vlaams en arbeidersgezind. Ik voelde mij als opgroeiende jongere het meest aangetrokken tot de links-christelijke strekking.

Toen de “antiklerikale” pastoor van de H. Hartparochie, Marcel Decubber, waarmee ik samenwerkte, in 1969 samen met Bert Van Hoorick een brochuurtje uitgaf over “Christelijk socialisme”, was ik, zoals zovelen, erg enthousiast. Ik werd toen reeds een propagandist van de idee van progressieve frontvorming.

Via een schoolstage kwam ik voor het eerst persoonlijk in contact met Bert Van Hoorick, die toen schepen van cultuur was.

Ik vroeg hem de steun van het stadsbestuur om gezamenlijk een project op te zetten ter verbetering van het jeugdbeleid.

Ondanks het feit dat hij zeker wist dat ik actief was in het christelijk jeugdwerk, kreeg ik onmiddellijk de steun.

Met de hulp van de stad en de jeugdraad organiseerden we toen, in 1970, o.m. het inspraak weekend “zeg uw zeg” en werd een plan uitgewerkt voor de vernieuwing van speelpleinen, alsook voor de oprichting van pluralistische, open ontmoetingsruimten voor de jeugd. Het “Dekanaal Concilie” dat in hetzelfde jaar plaatsgreep en waaraan een 600-tal mensen deelnamen, speelde ook een belangrijke rol. Pastoor Decubber en enkele onderpastoors hadden mij naar voren geschoven om, als vertegenwoordiger van de christelijke jeugd en de jeugdverenigingen van Aalst, deel uit te maken van het tienkoppig inrichtend comité, dat onder leiding stond van deken Constant De Vos.

Binnen dit comité werd ik belast met de leiding van de sector “jeugdbeleid”; ook was ik verslaggever voor het onderwerp “de verhouding van de kerk t.o.v. de niet-kerkelijken”.

Ondanks felle tegenstand van de meer behoudende en burgerlijke kringen, slaagden de “jonge progressieven” erin een radicale stempel te drukken op dit congres.

Wij noemden ons én christelijk én socialist en verkochten op dit Dekenaal Concilie zonder toestemming het rode boekje van Van Hoorick en Decubber

Tijdens de dikwijls hoogoplopende discussies slingerden sommigen ons naar het hoofd dat we de kerk aan de socialisten aan ’t verkopen waren.

 

Welke vernieuwende ideeën konden jullie toen doordrukken ?

 

In het officiële verslagenboek staan ze nog altijd te lezen !

In verband met jeugdbeleid werd bijvoorbeeld volgende tekst goedgekeurd : “ … de werking van de instuif- en vergaderlokalen en de jeugdhuizen moet geschoeid zijn op pluralistische grondslag. Daar deze voorzieningen een zaak zijn van algemeen belang en zij er moeten komen voor alle jongeren, berust de verantwoordelijkheid om dit te realiseren in de eerste plaats bij de gehele gemeenschap, dit is : het stadsbestuur. De parochies dienen echter – in de mate van het mogelijke – hieraan steun te verlenen …”.

Een ander besluit was wellicht nog sprekender. “… De christelijke gemeenschap moet metterdaad de bestaande verzuiling in onze gemeenschap doorbreken door nieuwe frontvorming van allen die ijveren voor :

-         democratische gezagsverhoudingen op alle vlakken

-         sociale en economische organisatie van onze samenleving op basis van christelijk-socialistische principes

-         werkelijke emancipatie van de vrouw

-         ophouden met het “broederlijk stelen” in de derde wereld

-         een geest van vrijheid voor iedereen …

 

Wanneer en waarom besloot u uiteindelijk toe te treden tot de socialistische partij ?

 

Op het einde van dit, voor mij erg leerrijke jaar, grepen de gemeenteraadsverkiezingen plaats. CVP en BSP hadden een coalitieakkoord gesloten en Bert Van Hoorick zou burgemeester worden. Wij dachten : “dit wordt een progressief bestuur, een bestuur met verbeelding!”

Toen kwam echter het bericht dat de Aalsterse CVP haar handtekeningen verloochend had …

De socialisten waren woedend en stroomden naar het Volkshuis. Er werd een protestbetoging georganiseerd. Zonder lid te zijn van de BSP en hoewel mijn ouders er tegen waren, nam ik deel aan beide manifestaties. Het was voor de eerste maal dat ik in het Volkshuis kwam. De voorzitter van de BSP, Victor van Der Heyden, en Bert Van Hoorick brachten toen gedetailleerd verslag uit van wat er allemaal gebeurd was. De houding van de CVP … het was om misselijk van te worden !

Hoewel ik niet de bedoeling had om aan te sluiten bij een politieke partij, was het op dat ogenblik voor mij toch al duidelijk dat ik mij meer zou thuis voelen in een socialistische of communistische partij dan bij de CVP, die me zó politiek onbetrouwbaar leek.

Een jaar later ben ik, op suggestie van Bert Van Hoorick, lid geworden van de BSP.

 

Iedereen kent u ook als één van de stichters en blijvend medewerker van het pluralistisch jeugdhuis Kreja.

 

Ja, Kreja was het eerste pluralistisch jeugdhuis te Aalst.

In tegenstelling met vele andere jeugdhuizen heeft Kreja na de nu 12 voorbije werkingsjaren, stand gehouden. Echter niet zonder veel moeilijkheden op het vlak van huisvesting, financiën en personeel.

De ervaring leerde ons dat het allesbehalve gemakkelijk is om zonder steun van de overheid of van een politieke beweging of parochie, een jeugdcentrum van dergelijke omvang op te zetten en behoorlijk te laten draaien.

Ondanks de vele “ups and downs” is Kreja steeds trouw gebleven aan het pluralistisch principe.

Ik Kreja leerde ik trouwens Jan De Bruecker en Gracienne Van Nieuwenborgh kennen die bij de aanvang voor de socialisten in de beheerraad van Kreja zaten.

Dat Kreja nu een goed functionerend jeugdhuis is, was slechts mogelijk dankzij de inzet van vele vrijwilligers waaronder ook de interviewer.

 

Rond het stedelijk jeugdbeleid ontwikkelde u toen ook interessant ideeëngoed.

 

Het vallen en opstaan van Kreja en de gelijkaardige ervaringen van andere jeugdverenigingen bevestigden ons inzicht dat er dringend wat structureel en wezenlijk moest veranderen aan het jeugdbeleid. De verenigingen dienden meer samen te werken en hun groepsegoïsme wat achterwege te laten. Het stadsbestuur moest zich eindelijk eens actief gaan inzetten voor de georganiseerde en niet-georganiseerde jeugd. Er moest een harmonisch samenspel komen tussen de verenigingen en de stedelijke overheid. Het toenmalig stadsbestuur en inzonderheid de toenmalige schepen van de jeugd, Etienne Bogaert, had daar echter geen boodschap aan. We besloten dan ook met een aantal jeugdverantwoordelijken van verschillende strekkingen, waaronder Jan De Decker en Michel De Gols, een alternatief plan voor het stedelijk jeugdbeleid uit te werken. Eén van de belangrijkste krachtlijnen uit ons plan was dat we ons gemeenschappelijk en met de grootste krachtdadigheid zouden verzetten tegen partijpolitieke of filosofische discriminaties in de toekomstige jeugdpolitiek.

Bij mijn latere indiensttreding als jeugdsecretaris heb ik daarover een principiële afspraak gemaakt met de schepen van de jeugd. Hadden de socialistische schepenen later hun standpunt moeten wijzigen, bv. bij de aanwerving van de monitors voor de vakantiespeelpleinwerking, dan zouden wij ongetwijfeld daartegen in opstand gekomen zijn.

 

In 1977 kreeg je de kans om je plannen te verwezenlijken.

Eddie Monsieur, de nieuwe schepen van de jeugd vroeg je in stadsdienst te komen en hem te helpen bij zijn nieuwe jeugdpolitiek. Na drie jaar stond Aalst dankzij een uitstekende samenwerking tussen de schepen van jeugd, de jeugdraad en de jeugddienst, in het Vlaamse land bekend om zijn vooruitstrevende jeugdpolitiek. Hoe kijk je op deze periode terug ?

 

Het was een bijzonder boeiende ervaring. De ploeg die het alternatief jeugdplan had uitgewerkt mocht ook als ploeg haar plan uitvoeren. Michel De Gols werd voorzitter van de jeugdraad, Jan De Decker secretaris, en ik werd met de leiding van de stedelijke jeugddienst belast.

Tijdens die eerste jaren hebben we een en ander kunnen bereiken : een jeugdinformatiecentrum, diverse vormen van materiële en niet-materiële steunverlening aan jeugdorganisaties, de vernieuwing van de speelpleinen, het stedelijk Trefcentrum, de vakantiespeelpleinwerking, de opleidings- en bijscholingscursussen voor jeugdverantwoordelijken, meer aandacht voor ontwikkelingssamenwerking, inspraak voor jeugdorganisaties, e.d.

Toch konden ook vele plannen niet verwezenlijkt worden, meestal omwille van besparingen. Belangrijk is ook het feit dat de jeugdpolitiek gedragen werd door een brede stroming binnen de Aalsterse jeugdorganisaties. Alleen een gedeelte van de christelijk geïnspireerde jeugdverantwoordelijken, een behoudensgezinde minderheid, weigerde opbouwend mee te werken en hervaarde de jeugdpolitiek als een ondergraving van de eigen gevestigde posities en (voor-)rechten.

 

Enkele jaren geleden schreef een onderpastoor dat het de bedoeling was controle te verwerven over alle privé-jeugdverenigingen, en viel het woord “collectiviteit”. Nochtans ben je een groot voorstander van privé-verenigingen in de jeugd- en culturele sector. Vaak nam je zelf het initiatief om organisaties op te richten. Kan je over deze initiatieven iets meer vertellen ?

 

He is altijd mijn overtuiging geweest dat je er goed aan doet niet teveel van het stadsbestuur te verwachten. Als vereniging moet je proberen zoveel mogelijk op eigen kracht te vertrouwen. Men mag zich niet te afhankelijk maken van de overheid.

In 1974 hebben we vanuit deze gedachte Risa vzw (Regionaal Informatie- en Servicecentrum Aalst) opgericht, met de bedoeling allerlei diensten te verstrekken aan het verenigingsleven. Later zijn uit en naast Risa nog andere organisaties gegroeid. Risa zelf is zich na enige tijd vooral gaan toeleggen op administratieve, boekhoudkundige, fiscale en juridische hulp. Sedert anderhalf jaar hebben we ons een computer aangeschaft en zijn we volop aan het automatiseren geslagen. Adressenbeheer voor verenigingen en een centrum voor gegevensverwerking zijn hiervan de eerste toepassingen.

Met reisclub Etappe mikten we vooral naar de sector van de goedkope reizen voor groeperingen. In dezelfde toeristische richting werd in 1980 nog een stap verder gezet met de oprichting van de coöperatieve Reko. De samenwerkende vennootschap verhuurt voertuigen zoals minibussen, bestelwagen en motorhomes en bezit momenteel 11 voertuigen.

Het specifieke van onze coöperatieve is dat er geen privé-aandeelhouders zijn, maar dat 7 vzw’s de eigenaars van de coöperatieve zijn.

Op die wijze kunnen alle door de coöperatieve gemaakte winsten integraal gebruikt worden ter ondersteuning van onze niet-commerciële initiatieven.

Op een bepaald ogenblik hebben we ook initiatieven genomen op het grafisch vlak. Een andere organisatie die een waardevolle functie vervult is het fonds voor jeugd- en volwassenvorming. De functie van dit fonds bestaat erin nieuwe projecten in de socio-culturele sector te financieren; Mede door de steun van dit fonds konden in Aalst meerdere vernieuwende organisaties van start gaan, zoals bv. de studiedienst Aalst 2000.

 

Laat het ons nu even hebben over de partijwerking, één van je stokpaardjes. In ’77 kwam je voor het eerst, als afgevaardigde van de jongsocialisten, in het partijbestuur. Later werd je administratief secretaris. Enkele maanden geleden was je zelfs bijna OCMW-raadslid ..

Met de regelmaat van een klok en met veel geduld kwam je met voorstellen, initiatieven en plannen aandraven om de partijwerking te verbeteren. Kan je dit even evalueren ?

 

Wat jarenlang niet mogelijk bleek, is sedert enkele maanden wél mogelijk geworden. Dat komt vooral omdat we nu op het plaatselijk vlak in de oppositie zitten. Als we thans enige socialistische invloed willen uitoefenen of de bevolking een geloofwaardig en echt alternatief willen tonen, dan moeten we daaraan hard werken en ons organiseren binnen de partij. Politiek bedrijven is ook een kwestie van organisatie en strategie. Hoewel de verandering voor iedereen nog niet duidelijk is, is ze intern toch in volle ontplooiing : drie SP-werkgroepen functioneren al behoorlijk : 1. Ruimtelijke ordening, 2. Sociale zaken, 3. Cultuur, onderwijs en vrije tijd. Heel wat nieuwe mensen werden hierdoor actief betrokken. Ook ten aanzien van het stedelijk financieel beleid, de gemeentelijke belastingen en de begroting, werken we hard aan alternatieven, betere oplossingen.

In de stedelijke adviesraden doen onze afgevaardigden het uitstekend. dat is ook zo in de gemeenteraad.

Toch mogen we niet te vroeg victorie kraaien. In de komende maanden moeten er zeker nog vele varkentjes gewassen worden. Ik vertel geen geheimen als ik zeg dat de bodem van de partijkas van onze afdeling zichtbaar is. Dat is jammer, want om te kunnen werken en om onze ideeën te kunnen uitdragen hebben we veel geld nodig. Toch is dat probleem op te lossen. De administratie van de partijleden en van Voor Allen wordt thans georganiseerd. Vooral in Aalst-centrum was dit nodig.

De grote uitdaging voor onze afdeling is echter : zullen we erin slagen voldoende partijleden te vinden die zich vrijwillig en daadwerkelijk willen inzetten voor de vele taken in de afdeling en de onderafdelingen : manifestaties en feesten organiseren, propaganda voeren, teksten schrijven, vergaderingen voorbereiden, spandoeken maken, enz. Zelf ben ik terzake optimistisch.

Althans als men de zaken goed organiseert en als de vrijwilligers in hun werk gewaardeerd worden, en als ze niet alleen mogen werken maar ook effectief meebeslissen !

Hoopvol is ook dat een aantal partijleden die zich in voorbije jaren min of meer wat hadden teruggetrokken op de achtergrond, hetzij omwille van de leeftijd, hetzij omwille van een zekere ontgoocheling, opnieuw bereid blijken te zijn om de partij vooruit te helpen.

 

Nog een laatste gedachte of wens ?

 

In de komende maanden moeten we hier te Aalst al onze energie aanwenden voor volgende actiepunten :

-         het eisen van investeringen voor de economische, industriële en technologische vernieuwingen

-         het beschermen van de essentiële verworvenheden van de sociale zekerheid

-         vechten voor de radicale herverdeling van de beschikbare arbeid mét loonverlies voor de hogere en middelgrote inkomsten

-         met alle doelmatige middelen de plaatsing van de nieuwe kernraketten verhinderen.

 

Het is nu geen tijd om aan de kant te blijven staan. Wie de SP een passend middel vindt om meer socialisme te verwezenlijken, t.t.z. meer gelijkheid, rechtvaardigheid en vrijheid voor allen, moet NU komen meewerken.

 

 

Patrick De Smedt

Voor Allen –  21 oktober 1983