WAPENSTILSTAND 11 NOVEMBER 1989
WAPENSTILSTAND11
NOVEMBER 1990
FEEST VLAAMSE GEMEENSCHAP 11 JULI
1991
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 1991
NATIONALE FEESTDAG 21 JULI 1992
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 1993
GEDENKPLAAT VERBOND DER WEGGEVOERDEN EN
WERKWEIGERAARS 2O MEI 1994
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 1994
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 1995
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 1996
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 1997
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 1998
WAPENSTILSTAND11
NOVEMBER 1999
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 2000
HERDENKING BEVRIJDING 1 SEPTEMBER
2001
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 2001
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 2002
WAPENSTILSTAND 11 NOVEMBER
2003
WAPENSTILSTAND 11 NOVEMBER
2004
HERDENKING
Henri MATTHIEU 6 NOVEMBER 2005
WAPENSTILSTAND 11 NOVEMBER
2005
WAPENSTILSTAND 11 NOVEMBER 2007
WAPENSTILSTAND 11 NOVEMBER 2008
11 NOVEMBER
2005
In het jaar dat ons (dierbaar) vaderland België
175 jaar bestaat kan enige reflectie over verleden, heden en toekomst uitgaande
van het kernthema van dit feestjaar: “ONTMOETEN”, ook bij deze 11 november herdenking
interessant zijn.
Sinds de onafhankelijkheid is de maatschappij in
de 19de eeuw geëvolueerd van een samenleving met kleinschalige
intensieve landbouw naar een industriële omgeving met een groeiende
verstedelijking. De opkomst van de fabrieksarbeid creëerde een nieuwe sociale
klasse. Uit deze arbeidersklasse ontstond een sociale beweging waarbij de
kansen en rechten van de arbeiders stukje bij beetje werden verbeterd en
uitgebreid.
In de 20ste eeuw is ons land tweemaal
het slagveld geweest van wereldoorlogen.
Ondertussen bestaat België niet alleen 175 jaar
als onafhankelijke staat, maar ook 25 jaar als federaal land.
Sinds 1980 is via de gewesten en gemeenschappen
op vreedzame wijze verregaande autonomie tot stand gekomen.
Ons land kan maar blijven overleven als de
verschillende gewesten en gemeenschappen de moeite doen om elkaar beter te
begrijpen.
Ook heel wat politici hebben echter nog steeds
de neiging zich enkel toe te spitsen op de verschillen tussen beide. Het opzet
van federalisme is niet om verder uit elkaar te groeien maar integendeel om
meer en beter samen te werken, mekaar te blijven
ONTMOETEN. Samenwerken om te komen tot meer autonomie voor de deelstaten is in
dat verband geen contradictie. Communautaire tegenstellingen zijn nefast voor
het nemen van beslissingen die het belang van de gewesten overstijgen. Het
dossier van de nationale luchthaven is hiervan een goed voorbeeld.
ONTMOETING is ook op andere vlakken een thema
dat bijzonder actueel is. Mensen zitten met dagelijkse stress om vooral hun
materiële behoeften maximaal te kunnen blijven bevredigen. Het innerlijk welzijn, de innerlijke rust is daarbij helemaal in
de verdrukking gekomen. Het “hart” van de samenleving is dringend aan
reanimatie toe. In de plaats van een boodschap van liefde en vrede uit te
dragen en iedereen zijn plekje onder de zon te gunnen, sluiten wij ons liever
op in het eigen gelijk. Dat heeft in ieder geval nog nooit tot een betere
samenleving geleid. Mensen, alle mensen, moeten zich openstellen voor wat anderen
zeggen en denken, voor wat ze drijft, voor hun overtuiging. Dat kan enkel als
we de wil hebben en tijd maken om elkaar te ontmoeten. Ontmoeting en dialoog in
de plaats van extreem individualisme, sociale vervreemding, uitsluiting en
verzuring.
Ook de ONTMOETING tussen generaties is
belangrijk.
We praten tegenwoordig over de vergrijzing
uitsluitend als een maatschappelijk probleem. Het probleem van de kost en zorg
voor ouderen door de jonge generaties te betalen en te organiseren.
Het zgn. generatiepact, bedoeld
als solidariteitspact tussen de generaties, staat volop in de actualiteit. Het
publieke debat of de publieke strijd wordt ten onrechte verengd tot centen en
brugpensioenen, terwijl de problematiek veel breder is dan dat. Het gaat over
jongeren en ouderen, over het veilig stellen van de sociale zekerheid, meer
tewerkstelling, andere arbeidsvoorwaarden, loonkost, vorming en opleiding,
algemene welvaartvastheid, investeringen, kapitaalsbelasting, enzovoorts.
Met andere woorden : oa ook de vergrijzing verplicht ons na te denken over de
vraag waar wij met onze samenleving naartoe willen en hoe wij dat zullen doen.
De gevolgen van de vergrijzing worden meestal te eenzijdig en te negatief
belicht. Dat mensen steeds langer leven en langer gezond blijven is op zich
geen probleem maar een vooruitgang. Dat moet het uitgangspunt zijn.
Aan de andere kant lijkt het soms alsof jongeren
in een ander tijdperk leven. En eigenlijk is dat, vooral door de razend snel evoluerende
technologische ontwikkelingen, wel enigszins het geval. De uitdagingen en
keuzes waar jongeren vóór staan zijn niet gering.
Onze samenlevingen zijn ook op Europees vlak
kwetsbaar omdat ze open zijn. En toch moet het duidelijk zijn dat een sterk en ééngemaakt Europa het project van de toekomst is en blijft.
In de confrontatie met grensoverschrijdende fenomenen zoals terroristische
aanslagen worden wij willens nillens geconfronteerd
met de grenzen van openheid en tolerantie. Een individuele respons van 1 land
is hierbij natuurlijk onvoldoende.
In dit verband dient gesteld dat de relatie
tussen de islam en het westen getekend is door een wederzijdse vorm van
wantrouwen. Het is echter een menselijke maar te gemakkelijke strategie om
zichzelf te handhaven door de andere de schuld van alles te geven.We moeten
daarvoor oppassen en we moeten de begrippen zuiver houden. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen
islamgodsdienst, moslimmensen, fundamentalistische moslims en terroristische
moslims. Dat zijn 4 gradaties die niet door elkaar mogen gegooid worden om tot
de slotsom te komen dat islam en terrorisme één en hetzelfde zijn. De meeste
islamieten willen in vrede wonen en willen ook dat het hun kinderen goed gaat.
Terroristen daarentegen
vermoorden iedereen, ook zelfs moslimkinderen.
De moslimgemeenschap heeft er dus alle belang
bij om actie te ondernemen. Het is onze plicht om hen daarbij te helpen en hen
niet als groep te demoniseren.
Er gaan de laatste tijd nogal wat stemmen op die
zeggen dat de beste manier om de maatschappij te vrijwaren van terrorisme het
overboord gooien van de huidige multiculturele samenleving is.
Welnu wat achterstelling,
uitsluiting, onverdraagzaamheid en racisme tot gevolg kunnen hebben zagen we de
laatste dagen in Parijs. Met een bevoegde minister die alleen maar zijn
bokshandschoenen bovenhaalt en opruiende, bijna
oorlogstaal spreekt en tot heden nog steeds niet wil luisteren laat staan
praten, kon het probleem zich alleen maar blijven uitbreiden en verspreiden.
Beter is het principe te verdedigen waarbij elke
minderheid aanvaard wordt met dezelfde rechten en plichten, maar ook dezelfde
kansen krijgt.
Zo komt die mooie Europese droom weer wat
dichterbij. De “European Dream”
van een evenwichtig politiek en socio-economisch model
waar het ongebreideld kapitalisme en extreem individualisme niet alles
verpletteren. Waar een unieke balans bestaat tussen individuele
verantwoordelijkheid en zelfontplooiing enerzijds en een sterke sociale
correctie en herverdeling anderzijds, voor iedereen.
Overtuigde Europeanen willen, ook na de
referenda in Frankrijk en Nederland, niet minder maar meer Europa. Een Europa
dat welzijn brengt maar ook beschermt en veiligheid garandeert.
De Europese constructie is in die zin een
fantastische motor geweest voor een gedeelde economische welvaart maar ook voor
een blijvende vrede.
De grondleggers van Europa hebben de tol van de
oorlog gekend : de volgende generatie heeft hard gewerkt om Europa opnieuw op
te bouwen en heeft het economisch wonder tot stand gebracht waarin wij nog steeds
leven.
Vandaag is vrede voor de aankomende generaties
misschien te vanzelfsprekend geworden. De herinnering vervaagt dat onze
welvaart is gebouwd op – laten we eerlijk zijn – de smeulende resten van
pijnlijke geschillen. Het was die ombuiging van pijn naar mildheid, van
wreedheid naar begrip, van oorlog naar vrede die vooruitgang mogelijk maakte.
In die strijd lieten zovele vrienden het leven.
Hun offer is – dat mogen we vandaag stellen – zwaar maar niet voor niets geweest.
Zij zijn het die ons steeds zullen blijven
herinneren aan onze eerste plicht: het onvoorwaardelijk
streven naar rechtvaardigheid en vrede.
Daarom moeten wij – niet alleen de politiek verantwoordelijken,
maar wij allemaal – ook onvoorwaardelijk blijven geloven in een vredevol en vooruitstrevend Europa van de 21ste
eeuw.
Dat zijn we de nagedachtenis van onze
oorlogsslachtoffers, aan onszelf en onze
kinderen, aan onze stad, aan Herdersem, aan ons land als Belg én als Vlaming, verplicht.
Patrick
De Smedt
schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
HERDENKING HENRI
MATTHIEU ZONDAG 6 NOVEMBER 2005
Vooraf mijn waardering voor de initiatiefnemers
en organisators -olv Etienne Van Goethem- van
deze jaarlijkse en ondertussen traditioneel geworden herdenkings-plechtigheid,
spontaan ontstaan en gegroeid vanuit de wijk Mijlbeek op de rechteroever.
Ik
beschouw het als een grote eer hier vandaag, ook niet zo ver van mijn vroeger
ouderlijk huis, het woord te mogen voeren.
De
35-ers, oud-leerlingen van de gewezen Aangenomen Jongensschool van Mijlbeek,
herdenken vandaag samen met vele andere stadsgenoten de tragische dood van
onderwijzer en verzetstrijder Henri Matthieu en zijn medestanders Armand Govaert, Edmond De Cock, Eduard
Ernst, Gaston De Schepper, Gustaaf Deshommes en Norbert Dinant. Zij werden
allemaal onthoofd in Brandenburg-Görten in
nazi-Duitsland eind 1943.
Net zoals alle veroordeelden in Brandenburg, werden ze onthoofd
liggend op de rug, zodat de ter dood veroordeelde het mes van de guillotine kon
zien vallen.
De
oudste was 51 jaar, de jongste 23. Sedertdien worden
zij herinnerd alsde Aalsterse martelaars van het verzet.
Etienne
Van Goethem stelde een document samen met het chronologisch verhaal vanaf Matthieu’s
arrestatie op 26 september 1942 tot aan zijn dood op 22 november 1943. Het bundel bevat ook uittreksels uit de brieven die Henri
naar huis schreef zolang het kon. Het optimisme - ondanks alles - dat daaruit
spreekt grijpt recht naar de keel, ook nu nog, meer dan 60 jaar later.
Voor
de gevangenen moet de psychische mishandeling minstens even erg geweest zijn
als de fysieke foltering. Alle gedetineerden waren het slachtoffer van
permanente angst en onzekerheid. Er was de onophoudende twijfel over de
toekomst : vrijlating, deportatie, foltering of executie ?
Er was ook de angst voor de brutaliteiten van de bewakers, voor het gevaar van
verklikking door celgenoten, voor eventuele represailles tegen familie en
kennissen.
Misschien
nog het meest werden de gevangenen getroffen in hun menselijke waardigheid.
Privacy was er niet. Voldoen aan zijn natuurlijke behoeften gebeurde collectief
en was ronduit mensonterend.
Vanaf
het moment dat België bevrijd werd begon het herinneren, het reconstrueren en
het begrijpen. De herinnering blijft.
We
zijn ze niet vergeten Henri, Armand en de anderen.
Voor
de jonge mensen van nu is dat echter moeilijker. Bij het begrip “vaderlandse
liefde” bijvoorbeeld kunnen zij zich nog maar weinig voorstellen. In het jaar
dat ons (dierbaar) vaderland België 175 jaar bestaat kan enige reflectie over
verleden, heden en toekomst uitgaande van het kernthema van dit feestjaar: “ONTMOETEN”,
ook nav deze herdenking interessant zijn.
Sinds
de onafhankelijkheid is de maatschappij in de 19de eeuw geëvolueerd
van een samenleving met kleinschalige intensieve landbouw naar een industriële
omgeving met een groeiende verstedelijking. De opkomst van de fabrieksarbeid creëerde
een nieuwe sociale klasse. Uit deze arbeidersklasse ontstond een sociale
beweging waarbij de kansen en rechten van de arbeiders stukje bij beetje werden
verbeterd en uitgebreid.
In
de 20ste eeuw is ons land tweemaal het slagveld geweest van wereldoorlogen.
Ondertussen
bestaat België niet alleen 175 jaar als onafhankelijke staat, maar ook 25 jaar
als federaal land.
Sinds
1980 is via de gewesten en gemeenschappen op vreedzame wijze verregaande
autonomie tot stand gekomen.
Ons
land kan maar blijven overleven als de verschillende gewesten en gemeenschappen
de moeite doen om elkaar beter te begrijpen.
Ook
heel wat politici hebben echter nog steeds de neiging zich enkel toe te spitsen
op de verschillen tussen beide. Het opzet van federalisme is niet om verder uit
elkaar te groeien maar integendeel om meer en beter samen te werken, mekaar te blijven ONTMOETEN. Samenwerken om te komen tot
meer autonomie voor de deelstaten is in dat verband geen contradictie.
Communautaire tegenstellingen zijn nefast voor het nemen van beslissingen die
het belang van de gewesten overstijgen. Het dossier van de nationale luchthaven
is hiervan een goed voorbeeld.
ONTMOETING
is ook op andere vlakken een thema dat bijzonder actueel is. Mensen zitten met
dagelijkse stress om vooral hun materiële behoeften maximaal te kunnen blijven
bevredigen. Het innerlijk welzijn, de innerlijke rust
is daarbij helemaal in de verdrukking gekomen. Het “hart” van de samenleving is
dringend aan reanimatie toe. In de plaats van een boodschap van liefde en vrede
uit te dragen en iedereen zijn plekje onder de zon te gunnen, sluiten wij ons
liever op in het eigen gelijk. Dat heeft in ieder geval nog nooit tot een
betere samenleving geleid. Mensen, alle mensen, moeten zich openstellen voor
wat anderen zeggen en denken, voor wat ze drijft, voor hun overtuiging. Dat kan
enkel als we de wil hebben en tijd maken om elkaar te ontmoeten. Ontmoeting en
dialoog in de plaats van extreem individualisme, sociale vervreemding,
uitsluiting en verzuring.
Ook
de ONTMOETING tussen generaties is belangrijk.
We
praten tegenwoordig over de vergrijzing uitsluitend als een maatschappelijk
probleem. Het probleem van de kost en zorg voor ouderen door de jonge
generaties te betalen en te organiseren.
Het
zgn. generatiepact, bedoeld als solidariteitspact
tussen de generaties, staat volop in de actualiteit. Het publieke debat of de
publieke strijd wordt ten onrechte verengd tot centen en brugpensioenen,
terwijl de problematiek veel breder is dan dat. Het gaat over jongeren en ouderen,
over het veilig stellen van de sociale zekerheid, meer tewerkstelling, andere
arbeidsvoorwaarden, loonkost, vorming en opleiding, algemene welvaartvastheid,
investeringen, kapitaalsbelasting, enzovoorts.
Met
andere woorden : oa ook de
vergrijzing verplicht ons na te denken over de vraag waar wij met onze
samenleving naartoe willen en hoe wij dat zullen doen. De gevolgen van de
vergrijzing worden meestal te eenzijdig en te negatief belicht. Dat mensen
steeds langer leven en langer gezond blijven is op zich geen probleem maar een
vooruitgang. Dat moet het uitgangspunt zijn.
Aan
de andere kant lijkt het soms alsof jongeren in een ander tijdperk leven. En
eigenlijk is dat, vooral door de razend snel evoluerende technologische
ontwikkelingen, wel enigszins het geval. De uitdagingen en keuzes waar jongeren
vóór staan zijn niet gering.
Onze
samenlevingen zijn ook op Europees vlak kwetsbaar omdat ze open zijn. En toch
moet het duidelijk zijn dat een sterk en ééngemaakt
Europa het project van de toekomst is en blijft. In de confrontatie met
grensoverschrijdende fenomenen zoals terroristische aanslagen worden wij
willens nillens geconfronteerd met de grenzen van
openheid en tolerantie. Een individuele respons van 1 land is hierbij
natuurlijk onvoldoende.
In
dit verband dient gesteld dat de relatie tussen de islam en het westen getekend
is door een wederzijdse vorm van wantrouwen. Het is echter een menselijke maar
te gemakkelijke strategie om zichzelf te handhaven door de andere de schuld van
alles te geven.We moeten daarvoor oppassen en we moeten de begrippen zuiver
houden. Er moet
onderscheid gemaakt worden tussen islamgodsdienst, moslimmensen,
fundamentalistische moslims en terroristische moslims. Dat zijn 4 gradaties die
niet door elkaar mogen gegooid worden om tot de slotsom te komen dat islam en
terrorisme één en hetzelfde zijn. De meeste islamieten willen in vrede wonen en
willen ook dat het hun kinderen goed gaat.
Terroristen
daarentegen vermoorden iedereen, ook zelfs
moslimkinderen.
De
moslimgemeenschap heeft er dus alle belang bij om actie te ondernemen. Het is
onze plicht om hen daarbij te helpen en hen niet als groep te demoniseren.
Er
gaan de laatste tijd nogal wat stemmen op die zeggen dat de beste manier om de maatschappij
te vrijwaren van terrorisme het overboord gooien van de huidige multiculturele
samenleving is.
Welnu wat achterstelling, uitsluiting, onverdraagzaamheid en
racisme tot gevolg kunnen hebben zien we reeds een 10 tal dagen in Parijs. Met
een bevoegde minister die alleen maar zijn bokshandschoenen bovenhaalt
en opruiende, bijna oorlogstaal spreekt en tot heden nog steeds niet wil
luisteren laat staan praten, kan het probleem zich alleen maar blijven
uitbreiden en verspreiden.
Beter
is het principe te verdedigen waarbij elke minderheid aanvaard wordt met
dezelfde rechten en plichten, maar ook dezelfde kansen krijgt.
Zo
komt die mooie Europese droom weer wat dichterbij. De “European
Dream” van een evenwichtig
politiek en socio-economisch model waar het ongebreideld kapitalisme en extreem
individualisme niet alles verpletteren. Waar een unieke balans bestaat tussen
individuele verantwoordelijkheid en zelfontplooiing enerzijds en een sterke
sociale correctie en herverdeling anderzijds, voor iedereen.
Overtuigde Europeanen willen, ook na de referenda in Frankrijk en
Nederland, niet minder maar meer Europa. Een Europa dat welzijn brengt maar ook
beschermt en veiligheid garandeert.
De
Europese constructie is in die zin een fantastische motor geweest voor een
gedeelde economische welvaart maar ook voor een blijvende vrede.
De
grondleggers van Europa hebben de tol van de oorlog gekend : de volgende
generatie heeft hard gewerkt om Europa opnieuw op te bouwen en heeft het economisch
wonder tot stand gebracht waarin wij nog steeds leven.
Vandaag
is vrede voor de aankomende generaties misschien te vanzelfsprekend geworden.
De herinnering vervaagt dat onze welvaart is gebouwd op – laten we eerlijk zijn
– de smeulende resten van pijnlijke geschillen. Het was die ombuiging van pijn
naar mildheid, van wreedheid naar begrip, van oorlog naar vrede die vooruitgang
mogelijk maakte.
In
die strijd lieten Henri Mathieu en zijn vrienden het leven. Hun offer is – dat
mogen we vandaag stellen – zwaar maar niet voor niets geweest.
Zij
zijn het die ons steeds zullen blijven herinneren aan onze eerste plicht: het onvoorwaardelijk streven naar rechtvaardigheid en vrede.
Daarom
moeten wij – niet alleen de politiek
verantwoordelijken, maar wij allemaal – ook onvoorwaardelijk blijven geloven in
een vredevol en vooruitstrevend Europa van de 21ste
eeuw.
Dat
zijn we de nagedachtenis van onze vrienden, aan onszelf en onze
kinderen, aan onze stad en de wijk Mijlbeek, aan ons
land als Belg én als Vlaming, verplicht.
Patrick
De Smedt,
Schepen
11 JULI 1991
Geachte genodigden,
Dames en heren
Beste vrienden,
Jaar na jaar hebben hier vooraanstaande
sprekers het woord gevoerd op de 11 juli-viering in
onze geliefde stad Aalst.
Iedere spreker legde, dikwijls inspelend
op de actualiteit, vanuit de eigen gezindheid of ingesteldheid,
in meer of mindere mate eigen accenten.
Zo herinner ik mij nog de opgemerkte
toespraak van de heer Maurice De Wilde vorig jaar. Straks brengt de heer Lou De
Clerq de gelegenheidstoespraak.
In mijn bescheiden bijdrage wil ik van de
gelegenheid gebruik maken om vooral nadruk te leggen op een aantal sociale
aspecten. Graag wil ik het ook even hebben over de hedendaagse politieke
ethiek.
Hoewel vaak gezegd wordt dat de Vlaamse
bewustwording recente geschiedenis is, moet er toch op gewezen worden dat het
tot stand komen van de Vlaamse identiteit zich maar laat verklaren in een
bredere context, die zelfs teruggaat tot de vroege Middeleeuwen.
Op het gevaar af te ongenuanceerd te
zijn, kan gesteld worden dat vooral economische en sociale crisissen aan de
basis lagen van het ontstaan van de sociaal-democratie en de Vlaamse beweging.
Heel de 19e eeuw door werd vanuit
Vlaanderen in het nationaal parlement een politiek
gevoerd die de belangen van de dominerende elite verdedigde op de rug van de
kleine man.
De armoede was te groot om tot
bewustwording en enige opstand van betekenis te komen en de macht van de
kapitaalbezitters en van de kerk te sterk opdat de kleine Vlaamse boer, de
huisarbeider, de pendelaar of de "Flamin"
zich zou kunnen bevrijden uit zijn onmachtsituatie.
Twee keer werd echter een belangrijke
bres geslagen in de verfranste burgerlijke bastions :
rond 1860 toen de middenklasse macht afdwong en rond de eeuwwisseling toen er
een Vlaamssprekende burgerij ontstond en er wegens de
politieke democratisering vanuit de arbeidsbeweging, rekening moest gehouden
worden met de Vlaamse massa.
Vóór de eerste wereldoorlog verscheen de
Vlaamse beweging nog als een nationale beweging zonder duidelijke contouren.
Langzaam maar zeker evolueerde de Vlaamse beweging van het
cultuurflamingantisme naar een progressief op te lossen politiek probleem met
sociale inhoud.
Na de tweede wereldoorlog maakte
Vlaanderen in een versneld tempo diepgaande wijzigingen mee in alle sectoren
van de maatschappij, wat uiteindelijk zou leiden tot het België van de
gemeenschappen. Na anderhalve eeuw taal- en sociale strijd was Vlaanderen er
toe gekomen een eigen entiteit te vormen. De democratisering en uitbreiding van
het Nederlandstalig onderwijs hadden een einde gemaakt aan de Franstalige
overheersing.
Nu ruim 17 jaar geleden werd door de
Nederlandstalige cultuurraad Vlaanderens feestdag
vastgesteld op 11 juli, de verjaardag van de Guldensporenslag.
Ik geloof niet dat de cultuurraad hiermee de bedoeling had een historisch
wapenfeit te herdenken.
Het was eerder een officialisering
van een sinds 1887 ontstane traditie waarbij flaminganten elkaar jaarlijks
vonden rond de Groeningekoutersymboliek in hun strijd
voor de bevrijding van het anti-Vlaamse België.
1302 was immers geen afrekening tussen
twee nationale legers, maar een sociale strijd die door een verdrukt volk niet
alleen tegen een vreemde overheerser, maar ook tegen zijn eigen uitbuiters werd
gevoerd : er werd slag geleverd tussen verpauperde
Klauwaards en rijke Leliaards, tussen het Franse ridderschap en het Vlaamse
volksleger.
Met het oog op de toekomst en onze
Europese roeping is het belangrijk te weten welke politieke en sociale cultuur
we voor het Vlaanderen van de jaren'90 willen.
Wat onze samenleving nodig heeft is duidelijk : minder bureaucratie, minder betutteling en zelfs
minder "regeerders", maar meer openheid, inspraak, verdraagzaamheid
en vooral meer solidariteit. In tegenstelling tot wat het VBO recentelijk
verklaarde moet deze solidariteit ook gebaseerd zijn op een rechtvaardige
spreiding van de belastingen, ook voor de ondernemingen.
De egoïstische, "ik-cultuur-het
ieder voor zich gevoel" van de jaren '80 zal opnieuw plaats moeten ruimen
voor een meer sociale "wij-ervaring" in het
voordeel van de sociaal zwakkeren, van de kansarmen.
De enkele dagen geleden bekendgemaakte
boodschap van de jeugd had ook hier vooral aandacht voor, en dit is hoopgevend.
Dames en heren,
We moeten in Vlaanderen een beleid
voorstaan waar de verscheidenheid van volkeren en culturen als een verrijking
aanzien wordt, een Vlaanderen dat vanuit zijn democratische ingesteldheid
iedereen die een duurzame bijdrage levert aan de samenleving ook wil laten
delen in de sociale en politieke rechten en plichten, een Vlaanderen dat het
noodzakelijke economische en sociale partnership met
Brussel, Wallonië en de rest van de wereld, ook de derde wereld, benadrukt.
In het huidige Vlaanderen heeft de ganse
politieke klasse, en zo kom ik bij mijn tweede thema, het moeilijk om de vonk
naar de bevolking te doen overslaan.
De geringer wordende verschillen tussen
traditioneel tegengestelde partijen en het gebrek aan legitimiteit van bepaalde
besluiten, tasten de politieke geloofwaardigheid aan. Het gevolg daarvan is dat
de burgers zich steeds minder aan die politieke besluitvorming gelegen laten.
Zelfs de zo dringend gevraagde afwerking van de derde fase boeit, behalve de
mandaatdragers, nog weinigen.
Zo ontstaat een voedingsbodem voor
wetsontduiking, vreemdelingenhaat en andere verschijnselen die onze samenleving
ontwrichten.
De politieke partijen zijn grotendeels
zelf verantwoordelijk voor het ontstaan van het zgn.
"één pot-nat-syndroom". Het betrekkelijk succes van bepaalde extremistische stromingen
is wellicht door hetzelfde fenomeen te verklaren.
De politici zullen de vraagstukken van de
jaren '90 pas kunnen oplossen als zij de burger opnieuw beter betrekken bij de besluitvorming.
Zij zullen bovendien zelf de groeiende kloof moeten overbruggen door middel van
consequente, ondubbelzinnige standpunten.
Men kan niet langer tegelijkertijd
beslissen tot levering van 2,2 miljard wapens aan het Midden-Oosten en
tegelijkertijd moratoria eisen op alle verdere wapenleveringen in functie van
een o zo noodzakelijke ontwapening in datzelfde Midden-Oosten.
Men kan niet langer tegelijkertijd
beslissen tot wapenlevering om terzelfdertijd een
wapenwet te laten stemmen.
Zolang dit alles kan is het weinig
waarschijnlijk dat de nationale politiek zijn geloofwaardigheid terugwint.
Wij zullen dus gebruik moeten maken van
de verdere hervorming van de instellingen om een nieuwe politieke ethiek tot
stand te brengen.
Dames en heren,
Vlaanderen is niet het onbetwiste
middelpunt van de Westerse beschaving. Hier wordt geen wereldtaal gesproken.
Het besef van de eigen beperkingen staat dikwijls een gerechtvaardigd gevoel
van eigenwaarde in de weg.
Daartegenover staat gelukkig het feit dat
steeds meer Vlamingen zich bewust worden van de rijkdom van ons cultureel
erfgoed en van de troeven waarover wij beschikken :
vernuft en ondernemingszin, een wereldwijd befaamde wetenschappelijke reputatie
en een grote talenkennis, met Brussel als Europese hoofdstad en zetel van tal
van internationale organisaties.
Er is dus niets wat ons vandaag nog mag
doen twijfelen aan de mogelijkheden van de Vlamingen in een verenigd Europa.
Ons staat een democratisch uitgebouwd
federaal Vlaanderen voor ogen met intellectuele en culturele ambities op weg
naar de 21ste eeuw, gepaard gaand met een reële bekommernis
voor sociale rechtvaardigheid, de kwaliteit van het leven en het leefmilieu, om
het aldus ongeschonden en verrijkt door te kunnen geven aan de volgende
generaties.
Dames en heren,
Met een groet aan onze stadsgenoot Bert
Van Hoorick die gisteren de eerste gouden erepenning
van de Vlaamse Raad mocht ontvangen wil ik besluiten met een woord van dank aan
alle Vlamingen die ons zijn vooraf gegaan en die generatie na generatie gebouwd
hebben aan de totstandkoming van Vlaanderen.
Dank voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd, Sport
en Gezinszorg
ZATERDAG 1 SEPTEMBER
2001
1 september 1944 : De gestapo
vertrekt en laat zelfs enige gevangenen vrij. In het geheim worden reeds armbanden met de Belgische kleuren verkocht of
uitgedeeld.
In de namiddag beginnen reeds aftrekkende Duitse
eenheden te passeren. Vele luxe voertuigen met hoge officieren, vrouwen, en
volgepropt met valiezen rijden zonder onderbreking in de richting Brugge. Men
voelt dat de ineenstorting van het Duitse bewind hier zeer nakend is.
2 september 1944 : Een hele namiddag rijden gemotoriseerde
troepen door de stad. Dit duurt gans de nacht. SS-soldaten
breken huizen in om fietsen te stelen. Overal zijn de schildwachten verdwenen
en de door de Duitsers bezette lokalen zijn verlaten.
3 september 1944 : Steeds aftrekkende troepen. Vele soldaten
rijden weg met karren of wagens, zelfs met driewielers volgeladen met de buit
van plunderingen.
Geen enkele winkel durft koopwaar uithalen uit vrees voor plunderingen.
De laatste Duitser rijdt langs de Moorselbaan. Het
zou gemakkelijk geweest zijn hem gevangen te nemen en te ontwapenen, maar de
schrik zat nog steeds in de mensen en men liet deze late apostel ongemoeid
doorrijden.
22 uur : Een fietser komt de markt opgereden en
verklaart dat de Engelsen vanuit Ninove naar Aalst
afzakken.
23.15 uur : Plots komen een paar Engelse trucks op de
markt gereden, onmiddellijk bestormd door aanlopende burgers die vechten om het
eerst de handen van de soldaten te kunnen drukken. En zie op enkele minuten
tijd komen overal driekleurige vlaggen te voorschijn aan de gevels. De
overgebleven klok uit de Sint-Martinuskerk begint te
luiden.Het officieel signaal van de bevrijding van de
stad.
Dames en heren, deze sfeerbeelden komen
uit het boek van de stadsarchivaris Van Der Heyden “Oorlogskroniek der Stad
Aalst”. Een prachtig werk over 5 jaar lief en leed in onze stad, een aanrader
voor iedere Aalstenaar, voor de ouderen maar vooral
ook voor de jongeren. Misschien moeten we overwegen dit boek opnieuw uit te
geven. Want de herinnering aan de oorlog en de bevrijding, de herinnering aan
de weerstand de collaboratie en de repressie moet levendig gehouden worden. In
deze zin is het goed dat deze activiteit jaarlijks opnieuw georganiseerd wordt.
Deze gebeurtenissen mogen onder geen
enkel beding vergeten worden, wij moeten ons er blijven over bezinnen.
Het is ondertussen al 57 jaar geleden. Sedertdien werden twee nieuwe generaties geboren die zich
gelukkiger mogen prijzen het oorlogsgeweld nooit zelf te hebben meegemaakt.
Getuigen van deze oorlogsperiode verdwijnen één na één en voor diegenen die het
niet hebben meegemaakt is het verre geschiedenis
geworden.
De latere generaties kunnen er slechts
iets over te weten komen dank zij een boek – een film – een Tv-reportage of van
“horen zeggen”. Zij kunnen zich van de harde realiteit die een oorlog
is gewoon niets voorstellen.
Meer dan 4 jaar van ontbering, honger,
bombardementen, angst voor verklikking, onrecht, wegvoeringen,
concentratiekampen, verdriet om het verlies van een familielid, een vader, een
echtgenoot, zoon of vriend.
Oorlogsgruwel is niet te vatten noch in
woord noch in beeld
Drie data blijven bij velen onuitwisbaar
in het geheugen gegrift.
6 juni :
de invasie van de geallieerden in Normandië en het
begin van dagen van hoop op de zo lang verwachte bevrijding van 4 jaar Duitse
bezetting
3 september :
bevrijding van onze stad en contreien in dagen van blijdschap en euforie
maar ook 16
december : het Duitse offensief in de Ardennen
weer dagen van angst en paniek uit vrees voor de terugkeer van de Nazi-terreur
Uiteindelijk kan men zich afvragen hoe
het kon dat begin de jaren ’30 tot 1945 een toch wel beschaafd volk zich heeft
laten meeslepen door een crimineel marginaal naar een apocalyptische catastrofe
voor hun eigen land en een gans continent “Wir haben es nicht gewust” was hun povere verontschuldiging.
Wij weten het wel, laat ons daarom meer
dan op onze hoede zijn voor de huidige extreem-rechtse
tendensen behept met niet te ontkennen fascistoïde ingrediënten gebaseerd op :
“Ik ben beter dan gij
– m.a.w. een Übermensch”
Wij moeten met alle democratische
middelen beletten dat dergelijke nefaste ideologie de democratie zou
vernietigen. We kunnen niet voldoende waarschuwen voor het terug opduikend
racisme en de vreemdelingenhaat.
Want de bevrijding in 1944 betekende
meteen ook de terugkeer naar en de waarborg voor ons democratisch gestel.
De bevrijding stond symbool voor nooit
meer oorlog en is vooral symbool voor de rechten en vrijheden van de mens van
welke kunne, kleur of volk die ook moge wezen.
Onze beste bijdrage is een solidaire
inspanning voor economische en vooral sociale vooruitgang, om de eenvoudige
reden dat elke oorlog een voorgeschiedenis heeft van economische, politieke en
sociale crisissen.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
21 JULI 1992
Dames en heren,
Geachte genodigden,
Namens het stadsbestuur heet ik U graag welkom
op deze jaarlijkse plechtigheid ter gelegenheid van de Nationale Feestdag van
ons land.
Ik wil mijn toespraak aanvatten met een
verwijzing naar een tweetal geschiedkundige verhalen :
(vrij naar K. De Meulemeester in "Voor een goed
gezag" 1991).
Solon, wetgever der Atheners en een van de zeven wijzen is op bezoek bij Croesos, de Koning van Lydië en
de rijkste man van de toenmalige wereld. Croesos
vraagt aan Solon wie volgens hem de gelukkigste man
ter wereld is ? Solon antwoordt : "Tellos athenaios",
de Atheense burger.
- ten eerste omdat hij in een goed
geordende staat leefde ;
-
ten tweede omdat hij over voldoende geld beschikte om te leven naar het comfort
van zijn land en tijd ;
-
en ten derde omdat hij, gewaardeerd door iedereen, stierf in dienst van de Atheense staat.
Een merkwaardig parallellisme met deze
westerse gedachtengang klinkt door in een dialoog van
de Chinese moralist Confucius in dezelfde periode.
Een leerling vroeg aan deze : "Meester,
stel dat de Koning van wei U zou vragen de leiding van zijn regering op U te
nemen, wat zou dan uw eerste verandering zijn ?".
De meester antwoordde : "zonder dralen zou ik in
de eerste plaats de betekenis van de woorden duidelijk vastleggen".
De leerling riep uit "Meester, zou
dat geen vergissing zijn ? Waarom is het nuttig, en
wel als eerste daad, de betekenis van de woorden precies te bepalen
?"
De meester zei :
"Uw verstand laat U in de steek, leerling. Indien de betekenis van de
woorden niet onomstotelijk vaststaat, praat men naast elkaar heen en is het
niet mogelijk inzicht te verwerven. Indien woorden
voor verschillende interpretaties vatbaar zijn, dan kan geen opdracht, die met
deze woorden wordt uitgesproken, tot een goed einde worden gebracht, dan kunnen
orde, goed gezag en evenwicht niet tot expansie komen."
Dames en heren,
In België 1992 zijn deze inzichten nog
steeds bijzonder actueel. Via de media hebben wij kunnen
vernemen dat onze volksvertegenwoordiging in de zogenaamde "gesprekken van
gemeenschap tot gemeenschap", vooruitgang boekte, doch niet helemaal het
vooropgestelde doel bereikte.
De dialoog tussen de gemeenschappen
kadert, zoals U weet, in de 3de fase van de staatshervorming en had tot doel de
exclusieve bevoegdheden aan de deelstaten toe te wijzen en de wetgevende
vergaderingen te hervormen, d.w.z. hervorming van de senaat en afschaffing van
het dubbel mandaat. Met de verwezenlijking hiervan zou
de vijfde belangrijke grondwetsherziening sedert 1830
tot stand zijn gebracht.
De grondwet werd een eerste maal
gewijzigd in 1893. Het cijnskiesrecht werd vervangen door het algemeen
meervoudig kiesrecht en de kiesplicht werd ingevoerd.
De tweede herziening werd voltooid in
1921. Het meerderheidsstelsel bij de parlementsverkiezingen werd vervangen door
het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging en het algemeen enkelvoudig
stemrecht verving het algemeen meervoudig stemrecht. Het kiesrecht voor vrouwen
werd voorzien maar kwam er pas in 1948.
De derde grondwetsherziening van 1970 was
voor het eerst "communautair". Zij hervormde de unitaire staat door
het inschrijven van vier taalgebieden, drie cultuurgemeenschappen en drie
gewesten evenals door de invoering van de culturele autonomie en de
gewestvorming.
De vierde grondwetsherziening van 1980
breidde de culturele autonomie uit tot de persoonsgebonden materies
; de cultuurgemeenschappen werden vervangen door gemeenschappen, er
werden raden met decretale bevoegdheid en executives opgericht. De gedeeltelijke financiering en de
oprichting van het Arbitragehof kwam tot stand.
Alles bij elkaar wil dit zeggen dat de in
1830 ontworpen unitaire staatsstructuur vervangen wordt door een bestuursvorm,
waarbij de macht verdeeld wordt onder een algemeen centraal gezag en
gewestelijke staatsbesturen, die alle in hun sfeer gecoördineerd, maar
onafhankelijk optreden.
In de marge hiervan werd de term
"nationaal" meer en meer een verwarrend begrip. Alle macht moet
volgens artikel 25 van de grondwet uitgaan van de natie. Met natie wordt het
Belgische volk bedoeld. Maar, sedert de eerste fase
van de huidige staatshervorming behoren de "nationale sectoren" tot
de bevoegdheid van de gewesten en wordt het voorvoegsel "nationaal"
gebruikt voor de aanduiding van de natie der volksgemeenschappen.
Van natievorming naar staatsvorming van
de volksgemeenschappen is een verdere stap. De vraag is alleen hoe groot die
stap moet zijn. Hier verlaten wij het geheel van de feiten en komen op het
dubieuze terrein van de meningen en tendensen, gaande van het unitarisme over
het unionistische federalisme en het provinciaal
federalisme tot het zuiver confederalisme. Welke ook de kenmerken zullen zijn
van de federale staat België, feit is dat de totstandkoming ervan het gevolg
zal zijn van een typisch Belgisch verschijnsel, nl.
het bereiken van compromissen tussen de twee gemeenschappen.
In België is het verlangen andersom.
Daarenboven gaat het in België om een samenleven in federaal verband van
hoofdzakelijk twee volksgemeenschappen.
Dames en heren,
De wijze man Confucius
maakte 2500 jaar geleden al duidelijk dat orde, goed gezag en evenwicht in een
geordende staat, niet tot expansie kunnen komen wanneer de betekenis van de
woorden niet onomstotelijk vaststaat.
De dialoog tussen de gemeenschappen zou
tijdens warme zomernachten in de inspirerende omgeving van eeuwenoude kastelen
groeien naar een hoogtepunt en de hoop wettigen dat een einde zou komen aan het
oeverloze en ingewikkelde communautaire dossier. Inmiddels
werd de dialoog echter stopgezet en dreigt opnieuw een eindeloze reeks
palavers.
Men kan alleen maar hopen dat wij
gespaard zullen blijven van verdere communautaire schertsvertoningen, zodat de
nieuwe structuren op een logische en verdedigbare manier tot stand kunnen
komen. Evalueren van hetgeen tot dusver wel bereikt
werd, laten wij graag aan de specialisten. Maar ..., zoals de zaken er nu
voorstaan, ziet het er naar uit dat het ultieme Belgisch
compromis dat de druk definitief van de ketel haalt, nog niet voor morgen is.
In ieder geval, hoe België er in de
toekomst ook zal uitzien, laat ons hopen, laat ons samen hopen dat het, - ook
in het licht van Europa -, een België zal zijn dat vredevol, sociaal, solidair,
verdraagzaam, democratisch, open, en vooral niet-racistisch zal zijn.
Met onze gedachten aan onze
vertegenwoordigers bij de VN-vredesmacht in Sarajevo, dank ik U voor uw
aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare
Werken en Patrimonium
ONTHULLING
GEDENKPLAAT VERBOND DER WEGGEVOERDEN EN WERKWEIGERAARS O.L.V. MIJLBEEK OP VRIJDAG 2O MEI 1994
Dames en heren,
180 000 opgeëiste Belgen tussen 1942 en 1945
"een indrukwekkend getal". Opgeëist om naar werkkampen te gaan in
Nazi-Duitsland, maar ook in de bezette gebieden van Frankrijk, Denemarken en
Noorwegen.
Heel wat jonge werkloze landgenoten waren sedert het begin van de bezetting al vertrokken op
vrijwillige basis.
Zij geloofden in de financieel betere toekomst
die de toen nog vriendelijke Duitsers hen voorspiegelden.
In oktober 1942 was het uit met de
vrijwilligheid. De oorlogsproductie, waarvoor het Duitse volk massaal werd
ingezet, mocht onder geen enkel beding stilvallen, zodat elders
de nodige arbeidskrachten gezocht moesten worden.
Met Duitse "grondlichkeit"
werd de opeising en de daarop volgende deportatie geregeld.
Naarmate de tijd vorderde groeide evenwel ook het aantal werkweigeraars, die met risico voor
eigen leven aan de opeising ontsnapten en onderdoken of in het verzet gingen.
In het verhitte en sterk gepolariseerde klimaat
van het einde van de oorlog slaagden de weggevoerden als georganiseerde groep
er toch in een eigen legitimiteit op te bouwen en kregen op die manier hun deel
van de nationale erkentelijkheid. Die erkenning was het werk van het naoorlogse
NVW of Nationaal Verbond van Wegge-voerden en
Werkweigeraars. Het NVW had tot doel de weggevoerden sociaal te reïntegreren.
Vandaag zijn in ons land nog zo'n
32 000 weggevoerden en werkweigeraars in leven. Veel gedeporteerden zijn helaas
na de oorlog overleden als gevolg van o.a. de ontbe-ringen
in de werkkampen.
Een aantal mensen wacht nog steeds op erkenning,
wat wil zeggen dat zij wettelijk aanspraak kunnen maken op een kleine
vergoeding of rente.
Het is o.m. op dit vlak dat het bestuur van de
vereniging actief is.
Dames en heren,
Ik meen namens het stadsbestuur te mogen zeggen
dat wij dit unieke initiatief, waarvan wij hopen dat het navolging zal krijgen in
andere steden of gemeenten, graag en ten volle gesteund hebben. Dank zij de
sterke band die de weggevoerden en werkweigeraars verenigt en met de financiële
steun van de Aalsterse gemeenschap via het leveren
van de blauwe hardsteen wordt hier op een blijvende
manier herinnerd aan de deportatie en vooral aan diegenen die er nooit van
terugkeerden.
Deze eenvoudige gedenkplaat is des te
belangrijker omdat zij 50 jaar na de Bevrijding blijvend de aandacht vestigt op
hetgeen zich hier tijdens de oorlogsjaren heeft
afgespeeld.
In deze tijd waarin wij lijdzaam moeten toezien
hoe in Rwanda en Joegoslavië verschillende bevolkingsgroepen mekaar
massaal vermoorden, hoe het neonazisme in Duitsland opnieuw de kop opsteekt en
meemaken dat in een belangrijke lidstaat van de Europese Unie, met name Italië,
de neofascisten nu zelfs deel uitmaken van de regering en hoe ook bij ons
racistisch geïnspireerde groeperingen en partijen met extreemrechtse ideeën
onze democratie ondermijnen, dan zeg ik dat het onze eerste plicht is om vooral
de jeugd altijd weer opnieuw met de neus op de feiten te drukken. Er zouden
meer films moeten komen zoals "Schindler's
List".
Immers, Berthold Brechts indringend gezegde wordt spijtig genoeg opnieuw
actueel : "verheug U niet te zeer over zijn nederlaag.
Want hoewel de wereld opstond om het monster te stoppen is de teef die het
baarde weer loops".
Naast de uitermate belangrijke rol die de media : film, televisie, radio, kranten, weekbladen en
boeken hierin te vervullen hebben, vind ik persoonlijk dat naast het onderwijs
ook plaatselijke buurtgerichte initiatieven zoals dit heel belangrijk zijn. En
of de verwijzing dan gaat naar 4 000 mensen of naar 1 man zoals Henri Mathieu
is in wezen hetzelfde.
In hetzelfde verband wil ik hier ook de wens
vermelden van een aantal buurtbewoners van de rechteroever om op een blijvende
manier de slachting van het Geldhofken tijdens de
eerste wereldoorlog te herdenken. Op het toenmalig
boerenhof in de Geldhofstraat werden enkele
tientallen Aalstenaars uit de aanpalende straten in
de omgeving bijeengedreven en door de Duitsers genadeloos afgeslacht, als
vergelding voor het feit dat de bezetters langer dan verwacht door de weerstand
werden opgehouden aan de Zwarte Hoekbrug. Het Geldhofken
zelf bestaat niet meer maar op het braakliggend
terrein zou men nu graag dit feit op een passende wijze willen herdenken. Ook
dit initiatief zullen wij als stadsbestuur graag steunen. Ten slotte, dames en
heren, wil ik de bestuursleden en initiatiefnemers van het Verbond der
Weggevoerden en Werkweigeraars in de personen van de voorzitters dhr. De Neve,
De Clercq en De Ridder bedanken en feliciteren met de
onthulling van deze gedenkplaat die een blijvende
getuigenis aflegt van wat er tussen 1942 en 1945 in ons land en in Aalst is
gebeurd.
Ik dank U voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare
Werken en Patrimonium
11 NOVEMBER 1989
Dames en heren,
De ondertekening van de Wapenstilstand in
1918 is een mijlpaal in onze geschiedenis. Plechtigheden zoals deze worden door
de meeste burgers nog nauwelijks opgemerkt en jonge mensen zien wij hier zelden
of nooit. Het aantal mensen rondom ons dat aan het einde van de Eerste
Wereldoorlog een herinnering bewaart, wordt ieder jaar kleiner.
De Wapenstilstand is een aangrijpende
gebeurtenis voor hen die de oorlog die eraan voorafging hebben meegemaakt. Voor
jongeren is 11 november iets uit een ver verleden, geleerd uit de
geschiedenisboekjes of uit verhalen van onze grootvaders. Toch blijven wij
bewust deze ingetogen ceremonie in ere houden. Er zijn immers gebeurtenissen
die onder geen enkel beding mogen vergeten worden, die niet mogen vervagen en
waar wij ons steeds weer moeten over bezinnen.
Dat jonge mensen niet onverschillig zijn
voor vrede en vrijheid blijkt duidelijk uit het ontstaan en de verspreiding
over Europa van de vredesbeweging. Een dag zoals deze bevat ook een boodschap voor
de generatie die nog geen oorlog heeft meegemaakt, ook al heeft het begrip
"vaderland" voor jongeren niet meer dezelfde betekenis. Die boodschap
is het vast geloof in "nooit meer oorlog"
van de soldaten van toen, een geloof dat opnieuw beschaamd werd in 1940, maar
dat we ondanks alles levend moeten houden, omdat te veel geliefden en vrienden
op het slagveld zijn achtergebleven.
Dames en heren, de vrede waarover wij
spreken op 11 november en de vrede van de Vredesbeweging is dezelfde. Het is
een wereldwijde vrede die ontstaat in de harten en de geesten van alle mensen.
Zij is gebaseerd op het respect voor de andere en op de ontwikkeling van alle
volkeren op aarde.
In onze huidige concrete Belgische en
Vlaamse situatie is de dreigende politieke, economische en sociale
achterstelling van migranten de negatie van een vredescultuur. Ontwikkeling
anderzijds is een noodzakelijke voorwaarde om onze collectieve overleving
veilig te stellen en daartoe moeten wij bereid zijn alle andere volkeren te
helpen zich te ontwikkelen, overeenkomstig hun waarden
en mogelijkheden.
Op tientallen zelfs honderden plaatsen op
onze wereldbol zijn conflicten aan de gang, gaande van ogenschijnlijk
onschuldige schermutselingen tot bloedige aanslagen en door vreemde mogendheden
bezette gebieden.
Burgeroorlogen, spanningen, folteringen,
schending van de mensenrechten : de nieuwsberichten
staan er vol van.
Jaarlijks worden miljarden uitgegeven aan
defensie, terwijl elders medemensen sterven van de
honger.
Veertien dagen geleden, op 27 oktober jongstleden, hebben wij op het Esplanadeplein
te Aalst officieel de Vredespaal ingehuldigd.
Een initiatief van de Japanse ambassade
dat ons zal blijven confronteren met het gebruik van de atoombom te Hiroshima en Nagasaki. Er zijn in
de wereld monumenten die indrukwekkender zijn dat dit paaltje. De Vredespaal is
groot door zijn eenvoud en de duidelijkheid van zijn boodschap "Moge vrede
heersen op aarde". Diezelfde boodschap staat op 60 000 verschillende
plaatsen in de wereld. Dagelijks gaan enkele duizenden scholieren aan deze plek
voorbij. Ik hoop dat zij de boodschap zullen lezen, begrijpen en uitdragen.
Want op wie anders dan de jeugd kan onze hoop gesteld zijn ?
"Nooit meer oorlog" "Moge vrede heersen op
aarde". Het is dezelfde boodschap. In deze boodschap ligt de ware hulde
aan de vele duizenden gesneuvelden en aan diegenen die de gruwel van de oorlog
beleefd en overleefd hebben. In die optiek is het zinvol 11 november jaar na
jaar te blijven herdenken.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd, Sport
en Vrije Tijd
11 NOVEMBER 1990
Op 11 november herdenken we jaarlijks
opnieuw de Wapenstilstand die het einde van de Eerste Wereldoorlog inluidde. De
wapenstilstand die na vier afschuwelijke oorlogsjaren in Compiègne
werd getekend, is en blijft een mijlpaal in onze geschiedenis.
Een dag als deze bevat ook een boodschap
voor de generatie die nog geen oorlog heeft meegemaakt, maar die wel het dreigend gevaar kent van de spanningen tussen Oost en West,
tussen Zuid en Noord. Die boodschap is het vast geloof
in het "nooit meer oorlog" van de soldaten van toen, een geloof dat
beschaamd werd in 1940, maar dat we ondanks alles levend moeten houden.
Dat jonge mensen niet onverschillig zijn
voor vrede en vrijheid blijkt duidelijk uit het ontstaan en de verspreiding van
de vredesbeweging over Europa. De vrede waarover wij spreken op 11 november is
geen andere vrede. De enig mogelijke wereldvrede is gebaseerd op het respect
voor de andere en op de ontwikkeling van alle volkeren op aarde.
Pacifisme mag ons echter niet verleiden
tot lichtgelovigheid. Wij mogen er niet aan denken wat er zou gebeurd zijn
moest Hitler in 1940 atoombommen gehad hebben in
plaats van V1's en V2's. In tegenstelling tot hetgeen
sommigen beweren is de bewapeningswedloop niet ten einde. Als klein landje
hebben wij weinig in de pap te brokken.
Onze beste bijdrage is een solidaire inspanning
voor economische en vooral sociale vooruitgang, om de eenvoudige reden dat elke
oorlog een voorgeschiedenis heeft van economische, politieke of sociale
crisissen. Persoonlijk kunnen we bijdragen aan de vrede met onze burgerzin, ons
maatschappelijk bewustzijn en, op dagen zoals vandaag, onze gewetensvolle hulde
aan alle militaire en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog.
Hoe dan ook blijft de wereld een kruitvat
en kan de mens blijkbaar nog steeds niet zonder bloedvergieten. Weliswaar is
met de komst van de glasnost en de perestrojka in Oost-Europa
en het neerhalen van de Berlijnse muur, een nieuwe periode in de geschiedenis
ingeluid en behoort de koude oorlog wellicht definitief tot het verleden.
Toch moeten wij vaststellen dat het nog
steeds zo is dat één man met in dit geval als belangrijkste inzet olie, bereid
is om miljoenen mensenlevens op het spel te zetten om zijn slag thuis te halen.
De wereldpolitiek wordt op dit ogenblik
beheerst door de dreiging van een oorlog, een wereldoorlog, waarvan men de
verschrikkelijke gevolgen nauwelijks kan overzien.
Uit twee oorlogen zijn we opgestaan met
een grote eensgezinde daadkracht, met nationaal bewustzijn of vaderlandsliefde.
Mogen we vandaag begrijpen dat we aan de talrijke bedreigingen van deze tijd
het hoofd moeten bieden met eenzelfde eensgezindheid en daadkracht.
Dat is ten slotte de beste hulde die wij
aan alle oorlogsslachtoffers, aan alle oud-strijders en aan alle mensen die ons
dit vrij en voorspoedig land hebben geschonken, kunnen
brengen.
Ik dank U voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd, Sport
en Vrije Tijd
WAPENSTILSTAND
11 NOVEMBER 1991
De wapenstilstand is een aangrijpende
gebeurtenis voor hen die de oorlog die eraan voorafging hebben meegemaakt. Voor
jongeren is 11 november iets uit een ver verleden, geleerd uit de
geschiedenisboekjes of uit verhalen van onze grootvaders. Toch blijven wij
bewust deze ingetogen ceremonie in ere houden. Er zijn immers gebeurtenissen
die onder geen enkel beding mogen vergeten worden, die niet mogen vervagen en
waar wij ons steeds weer moeten over bezinnen.
Voor Jan Modaal gaan de plechtigheden
ongemerkt voorbij en jonge mensen zien we hier zelden of nooit. Dat wordt wel
eens geïnterpreteerd als onverschilligheid, maar zelf geloof ik daar niet in,
zeer eenvoudig omdat ik dikwijls genoeg ervaren heb dat het precies de jongeren
zijn die zich het scherpst afzetten tegen onverschilligheid, de
onverschilligheid bijvoorbeeld waarmee we berusten in het conservatisme waarmee
we talrijke onvolkomenheden van ons ik-tijdperk in stand houden.
Dat jonge mensen niet onverschillig zijn
voor vrede en vrijheid blijkt duidelijk uit het ontstaan en de verspreiding van
de vredesbeweging over Europa. De vrede waarover wij spreken op 11 november is
geen andere vrede. De enige mogelijke wereldvrede is gebaseerd op het respect
voor de andere en op de ontwikkeling van alle volkeren op aarde.
Onze beste bijdrage is een solidaire inspanning
voor economische en vooral sociale vooruitgang, om de eenvoudige reden dat elke
oorlog een voorgeschiedenis heeft van economische, politieke en sociale
crisissen.
Persoonlijk kunnen wij bijdragen aan de
vrede met onze burgerzin, ons maatschappelijk bewustzijn en, op dagen zoals
vandaag onze gewetensvolle hulde aan alle militairen en burgerlijke
slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog.
In 1918 waren zowel de overwinnaars als
de overwonnenen moe gestreden. De gruwel, de hel was achter de rug en bij allen
overheerste slechts een gedachte : nooit meer mocht
het opnieuw zover komen. Nooit meer zou het opnieuw oorlog worden. Te veel
geliefden waren op het slagveld achtergebleven. Deze in 1918 zo overtuigend
klinkende eed heeft kennelijk geen weerklank gevonden.
Amper 20 jaar later werd de wereld
andermaal in een tweede, nog verschrikkelijkere oorlog gestort. De balans was
toen nog zwaarder, niet alleen louter fysisch, maar ook psychisch en op moreel
vlak. De Tweede Wereldoorlog zou op een voor de mensheid bijzonder dramatische
manier eindigen in Hiroshima en Nagasaki.
In de tientallen daarop volgende jaren
bleef de leuze "nooit meer oorlog" steeds actueel en dat is ze in
feite tot op vandaag gebleven.
Hoe dan ook blijft de wereld een kruitvat
en kan de mens blijkbaar nog steeds niet zonder bloedvergieten. Weliswaar is
met de komst van de glasnost en de perestrojka in Oost-Europa
en het neerhalen van de Berlijnse muur, een nieuwe periode in de geschiedenis
ingeluid en behoort de koude oorlog wellicht definitief tot het verleden.
Maar de wereldpolitiek wordt op dit
ogenblik nog steeds beheerst door de dreiging van een conflict in het Midden
Oosten, de burgeroorlog in Joegoslavië en de voortdurende schending van de
mensenrechten in Birma.
Jaren vechten in het Midden-Oosten heeft
er enkel dood en vernieling gebracht. De heeft meer
dan 2 500 miljard gekost.
Minstens 150 000 mensen zijn gedood,
miljoenen op de vlucht gejaagd. Het milieu heeft onnoemlijke schade geleden en
ten slotte is alles hetzelfde gebleven. Dezelfde dictators zwaaien er nog
steeds de plak, dezelfde sukkelaars worden er nog verdrukt. Vandaag is men weer
bezig heel het Midden-Oosten vol wapens te proppen. Men is al vergeten dat
juist de overbewapening de hoofdoorzaak van de golfoorlog is geweest.
Zoals bekend blijft ook België hier niet
ten achter en tekent contracten voor vele miljarden van wapenleveringen,
zogezegd voor de veiligheid van de bondgenoten in het nabije Oosten. Maar wie
veiligheid in wapens vertaalt, heeft er nooit genoeg.
Wapenleveringen zijn het zaad voor een volgende vreselijke oorlog en het is
meteen schrijnend duidelijk dat de vrede op onze wereld op vele plaatsen nog
steeds een droombeeld is, waarvan wij hopen dat het eens werkelijkheid zal
worden.
Precies in het bewustmakingsproces dat
ons de gevaren van een escalatie leert kennen, ligt de zin van 11 november.
Daarin ligt de ware hulde aan de oorlogsslachtoffers en aan de oud-strijders.
In die optiek is 11 november geen gewone
formaliteit, maar een zinvolle herdenking.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
11 NOVEMBER 1993
Dames en heren,
De mens is blijkbaar nog steeds een bloeddorstig
en oorlogszuchtig wezen. Vrede is op veel plaatsen in deze wereld nog steeds
een droombeeld.
De wereldpolitiek wordt op dit ogenblik
nog altijd beheerst door de burgeroorlog in Joegoslavië, Somalië en Burundi, de
dreiging van conflicten tussen verschillende volksgemeenschappen binnen het gos, de voortdurende hongersnood in verschillende landen
van het Afrikaanse continent en de blijvende schending van de mensenrechten in
het verre Oosten en landen van Midden- en Zuid-Amerika.
De herdenking van de ondertekening van de
wapenstilstand op 11 november 1918 is daarom nooit vrijblijvend.
Deze mijlpaal in onze geschiedenis moet
jong en oud tot het besef brengen dat vrede historisch zo vaak voorafgegaan
wordt door dood en vernieling.
Deze herdenking moet ons ook tot het
besef brengen dat de enig mogelijke wereldvrede gebaseerd is op respect voor de
andere en de ontwikkeling van alle volkeren op aarde. De vrede waarover wij
spreken op 11 november is geen andere vrede.
De rijke landen liggen door wapenleveringen
dikwijls aan de basis van de escalatie van geweld. Men is nu al vergeten dat
juist de overbewapening de hoofdoorzaak van de golfoorlog is geweest.
En hoewel de jongeren hier vandaag niet
aanwezig zijn, toont de verspreiding van de vredesbeweging over Europa aan dat
onze jongeren vandaag niet onverschillig zijn voor vrede en vrijheid.
Ook de inzet van jongeren voor de
11.11.11.-actie toont aan dat zij zich terdege bewust
zijn van het feit dat vrede in de wereld niet mogelijk is zonder ontwikkeling.
De honger in de wereld en de gruwel van
oorlog, martelingen, verdwijningen, willekeurige arrestaties, wij zijn er
vooral via de media toch zo gewoon aan geraakt nietwaar ?
Niet dat het ons niets doet. Wij geven immers elk jaar aan 11.11.11. ? Meer
kunnen we toch niet doen en we hebben nog genoeg andere zorgen aan ons hoofd.
Het is ook nog Sint-Maarten en de kinderen willen
nieuw speelgoed. Nintendo, Sega en Jurassic Park eisen al onze aandacht op.
Dames en heren,
Wij leven in een komplekse
samenleving. Het zou al te simplistisch zijn alle problemen in de wereld toe te
schrijven aan de negatieve gevolgen van de ontwikkeling van welvaart en
technologie omdat er ook zoveel positieve zaken zijn :
voedselhulp, gezondheidszorg, transport, handel, onderwijs ... Kortom de
ontwikkeling van betere leefomstandigheden. En het is zeker ook niet zo dat wij
het niet goed menen. Verenigingen zoals Artsen Zonder Grenzen, het Rode Kruis
en tal van niet-gouvernementele organisaties zijn dag aan dag in de weer om
mensen die geteisterd worden door oorlog of hongersnood te helpen.
Het afremmen van de wapenwedloop en het
afsluiten van ontwapeningsakkoorden zijn op het hoogste politiek niveau
natuurlijk van het allergrootste belang. Maar misschien is het even belangrijk
dat ook wij tot een mentaliteitsverandering komen.
Een realistische kijk op de werkelijkheid
leert ons dat het wereldbeeld vandaag beheerst wordt door de afkeer van de
mensheid voor het zinloze geweld van oorlogen en terzelfdertijd
door het onvermogen van mensen om samen te leven met mensen die anders zijn van
kleur, ras, godsdienst en cultuur. Overdreven optimisme, zo min als te veel
pessimisme zijn hier op hun plaats.
Niettemin is het duidelijk dat de vrede
niet vanzelf komt. Altijd opnieuw zal de vinger op de wonde gelegd moeten
worden.
Het is even duidelijk dat een wereld
zonder honger, zonder conflicthaarden en zonder schending van de mensenrechten
nog niet voor morgen is. Ook de komende generaties zullen er moeten voor zorgen
dat de machthebbers in de wereld voortdurend de hete adem van de vredesbeweging
in de nek voelen.
Dames en heren,
Om al deze en wellicht nog andere niet
vermelde redenen, is het noodzakelijk deze ingetogen
ceremonie in ere te houden.
Het is precies in het voormelde
bewustmakingsproces dat de zin ligt van 11 november.
Daarin ligt ook de ware hulde aan de
oorlogsslachtoffers, aan de vele duizenden gesneuvelden en aan diegenen die de
gruwel van de oorlog beleefd en overleefd hebben, onze oud-strijders.
Want zoals Brecht het schreef :
"Hoewel de wereld opstond om 't monster te
stoppen is de teef die het baarde weer loops".
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken,
Patrimonium en Huisvesting
(terug
naar inhoudsopgav e)
11 NOVEMBER 1994
Dames en Heren,
Het wisselen van de seizoenen heeft door
de eeuwen heen dichters, schrijvers, beeldende kunstenaars en componisten
geïnspireerd tot onvergetelijke en tijdloze meesterwerken.
De herfst met zijn onvergetelijke kleurenpracht door kunstenaars in alle
toonaarden bejubeld, komt en gaat zoals de andere seizoenen.
Als in november de herfst stilaan winter
wordt, of zoals de dichter zegt : "Hoe zere
vallen z'af de zieke zomerbladen ..." dan volgen
wij ingetogen de natuur om onze doden te herdenken.
De dagen worden nu alras
korter en, alsof het gisteren was, zijn wij opnieuw bij elkaar om in alle
eenvoud de wapenstilstand van de Eerste Wereldoorlog te herdenken.
Het adagio "nooit meer oorlog"
werd in 1940 op een gruwelijke wijze ontluisterd. Desondanks of juist daarom is
het zo belangrijk om de gedachte er aan levendig te houden.
De belangrijkste boodschap van 11 november is hoe dan ook bestemd voor de
generaties die geen oorlog beleefd en overleefd hebben.
Dames en heren,
De wereldpolitiek wordt nog steeds
beheerst door conflicten tussen verschillende volksgemeenschappen, door
hongersnood en door voortdurende schending van de mensenrechten.
Wij worden door de moderne media als het ware met de neus op de feiten gedrukt.
Artsen Zonder Grenzen, het Rode Kruis en
tal van niet-gouvernementele organisaties zijn dag aan dag in de weer om mensen
die door oorlog of hongersnood geteisterd worden te
helpen.
De herdenking van 11 november is daarom
nooit vrijblijvend. Deze mijlpaal in onze geschiedenis moet jong en oud tot het
besef brengen dat vrede niet vanzelfsprekend is en dat blijvende vrede zo vaak
voorafgegaan wordt door dood en vernieling.
Een realistische kijk op de werkelijkheid
leert dat wij ons afkeren van het zinloze geweld van oorlogen maar terzelfdertijd zijn wij niet of nog onvoldoende bij machte
om samen te leven met mensen die anders zijn van huidskleur, ras en godsdienst.
Deze herdenking moet ons ook tot het besef brengen dat de enig mogelijke
wereldvrede gebaseerd is op wederzijds respect en de ontwikkeling van alle
volkeren op aarde.
Dialoog, ook met het oog op het
verzekeren van ons eigen voortbestaan, is de beste wissel op de toekomst.
Onverdraagzaamheid gesteund op slogans en een bewust opgeklopt gevoel van onveiligheid zijn
herkenbaar en onze huidige samenleving onwaardig.
Gelukkig toont de inzet van jongeren voor
de vredesbeweging (en vandaag voor de
11.11.11.-actie)
aan dat zij zich terdege bewust zijn van het feit dat vrede in de wereld
niet mogelijk is zonder dialoog, zonder respect en zonder ontwikkeling.
Niettemin is het duidelijk dat de vrede
niet vanzelf komt.
Steeds opnieuw zal de vinger op de wonde
moeten gelegd worden. Ook de komende generaties zullen er moeten voor zorgen
dat de machthebbers in deze wereld de fundamentele mensenrechten respecteren.
De recente oprichting van een permanent
Internationaal Gerechtshof in het kader van de Verenigde Naties, waar op het
ogenblik oorlogsmisdaden in voormalig Joegoslavië aan de orde zijn, is
ongetwijfeld naar de toekomst een belangrijk gegeven.
Dames en heren,
Wij leven in een complexe wereld. De
betekenis van 11 november gaat in onze, vooral op consumptie gerichte
maatschappij, aan velen voorbij. Het egocentrisme viert hoogtij. Geestelijke
waarden brokkelen af.
Computerspelletjes beheersen de speelgoedmarkt.
Voor een goed begrip wil ik hierbij
opmerken dat ik vind dat de razendsnelle technolo-gische
ontwikkelingen een zegen zijn voor de mensheid. Denk maar aan het
wetenschappelijk onderzoek, de geneeskunde, de ruimtevaart, e.d.m.
Natuurlijk mogen onze kinderen nieuw
speelgoed krijgen met Sint-Maarten. En natuurlijk
mogen we vandaag genieten van een dag extra verlof. Het zou er nog maar aan ontbreken !
Het enige waar ik toe wil komen is dat
men op een dag als deze even zou nadenken over wat ons beweegt en over wat wij
belangrijk vinden in dit leven.
Het zopas gepubliceerde rapport van de
zogenaamde "Club van Lissabon" in navolging van de bijna
legendarische 'Club van Rome" maakt duidelijk dat er grenzen zijn aan de
economische groei en dat het model van de vrije markteconomie alles behalve
zaligmakend is. Dit wil zeggen dat het economische winstbeginsel op
wereldschaal een sociale dimensie zal moeten krijgen.
Spitstechnologie kan er toe bijdragen om
het wereldvoedselprobleem op te lossen bv. via genetische manipulatie van
gewassen, maar kosten en baten zullen maatschap-pelijk
geherdefinieerd moeten worden.
Dat wij daarbij uiterst zorgzaam met onze
natuurlijke rijkdommen moeten omspringen was al langer duidelijk.
De basisidee is
ten slotte een fundamenteel andere manier van denken in verband met politiek,
economie en samenleving.
Dit wil zeggen een nieuwe wereldorde met
sociale ontwikkeling als doel en economische groei als middel. Wie denkt dat
dit alles ver af staat van 11 november vergist zich deerlijk. Waar oorlog en
onrecht heersen ontbreken
verdraagzaamheid, economische groei en ontwikkeling.
Het is juist in dit proces van bewustmaking
dat de zin ligt van 11 november en de ware hulde aan de gesneuvelden en
oud-strijders. Driekwart eeuw later staat de oorlog onuitwisbaar in hun
geheugen geprint. "In Flanders fields the poppies blow" de
eerste regel van het gedicht dat de Canadese legerarts John Mac Crae schreef in de maand mei van 1915, groeide uit tot
zinnebeeld van offer en dood. Op 11 november 1918 begon een ander tijdperk. De
moordende loopgraven van de Yzer legden de basis van
onze democratie. Dat mogen wij nooit meer vergeten.
Ik dank U voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
11 NOVEMBER 1995
Dames en heren,
Vrede wordt historisch bijna altijd voorafgegaan
door dood en vernieling.
Vorige week pleegde het Joods
extremistisch fundamentalisme een aanslag op de vrede in het Midden-Oosten. Yitzhak Rabin sprak in Tel Aviv voor een menigte van 100.000 mensen, die uitgelaten
hun steun kwamen betuigen aan de vredespolitiek van de Israëlische regering. De
Israëlische premier werd kort daarop doodgeschoten. De eerste minister van
Israël is vermoord door een Jood. Terwijl de wereld met verstomming geslagen
is, wordt de dood van Rabin in landen als Iran en Libanon
uitbundig gevierd.
Vrede, dames en heren, is op veel
plaatsen in de wereld nog steeds een droombeeld. De vredesonderhandelingen in
ex-Joegoslavië vorderen moeizaam. Burgeroorlogen, schending van de
mensenrechten en de voortdurende hongersnood beheersen nog steeds het
wereldbeeld.
Het is vandaag 77 jaar geleden dat een
einde kwam aan een waanzinnige stellingoorlog die honderdduizenden slachtoffers
eiste en hele streken verwoestte. Nadat in augustus, september en oktober het Duitse
leger als een pletwals over België trok, stokte het front eind oktober 1914 aan
de Ijzer, de hoogten rond Ieper
en zo verder naar de Somme, Verdun en de Zwitserse
grens. Vier jaar lang voerden de Duitsers en de geallieerden een
loopgravenoorlog. In de buurt van Ieper, Diksmuide en Nieuwpoort stonden, om zo te zeggen, geen twee
stenen meer op elkaar. Talloze militaire begraafplaatsen herinneren aan de
Eerste Wereldoorlog en trekken jaarlijks nog altijd duizenden bezoekers aan.
Wie door dit deel van West-Vlaanderen rijdt botst overal op gedenktekens en
kerkhoven vol grafstenen met namen in gegrift. Hier komt de bezoeker ongewild
tot rust, tot bezinning.
Deze herdenking draagt bij tot het
inzicht dat duurzame vrede in de wereld alleen kan gevoed worden door respect
voor andere culturen en door de ontwikkeling van alle volkeren op aarde. De
inzet van vooral jonge mensen voor de 11.11.11.-actie
toont aan dat zij goed beseffen dat vrede niet mogelijk is zonder ontwikkeling.
Wij mogen in dit verband ook wijzen op de verdiensten van Artsen Zonder
Grenzen, het Rode Kruis en tal van niet-gouvernementele organisaties. Ze zijn dagdagelijks bezig met het helpen van mensen die geteisterd
worden door oorlog of hongersnood.
De rijke landen liggen, door het leveren
van wapens, dikwijls zelf aan de basis van conflicten. Het afsluiten van
ontwapeningsakkoorden zijn op het hoogste politiek niveau van het allergrootste
belang. De wereld kijkt lijdzaam toe hoe de Franse president Chirac " in
het hoger belang van de natie " doorgaat met
kernproeven in de Stille Zuidzee. De arrogantie van de Fransen, Chirac op kop,
lijkt wel grenzeloos. Dat aan ondergrondse nucleaire explosies ook grote
ecologische risico's verbonden zijn wordt in Parijs beschouwd als een
onbelangrijk neveneffect. Andere gevolgen zouden wel eens veel diepgaander
kunnen zijn. Wat sommige Franse militairen willen is een batterij tests voor de
ontwikkeling van de kleine atoombom, die ze ook echt willen gebruiken. Bij dit
alles geeft Frankrijk aan China een prachtig voorwendsel om door te gaan met
zijn kernproeven.
Dames en heren, het is duidelijk dat de
vrede niet vanzelf komt. Altijd opnieuw zal de vinger op de wonde gelegd moeten
worden. In de boodschap dat wie veiligheid in wapens vertaalt er nooit genoeg
zal hebben, ligt in de zin van 11 november. Wapens lossen geen conflicten op.
In 1918 waren de soldaten moegestreden.
De hel was voorbij en bij allen overheerste nog maar één gedachte. Nooit meer
mocht het zover komen. Amper 20 jaar later werd de wereld andermaal in een
oorlog gestort, nog afzinwekkender en vernietigender
dan de vorige, dramatisch eindigend met de atoombommen op Hiroshima
en Nagasaki.
De mensheid wordt nog steeds verscheurd
tussen de afkeer voor het zinloze geweld en het onvermogen om samen te leven
met mensen die anders zijn van ras, godsdienst en cultuur. Als klein land
hebben wij internationaal niet zo veel in de pap te brokken. Wij zijn opgestaan
uit twee oorlogen met grote eensgezindheid en daadkracht. Met dezelfde ingesteldheid moeten wij vandaag het hoofd kunnen bieden aan
de talrijke bedreigingen van deze tijd.
Dit is meteen de beste hulde die wij
kunnen brengen aan alle oorlogsslachtoffers, aan alle oud-strijders en aan alle
mensen die ons dit vrij en voorspoedig land geschonken
hebben.
Ten slotte, dames en heren, kunnen wij in
Aalst deze week niet voorbij aan de datum van 9 november. Precies 10 jaar
geleden overviel de Bende van Nijvel de Delhaize. De
bloedige hold-up waarbij de daders als wildemannen zonder pardon acht mensen
wegmaaiden, vervult ons vandaag nog steeds met afgrijzen en onbegrip.
Gisterenavond nog werden de slachtoffers herdacht in de fakkeltocht van het
Vredeshuis door het stadsbestuur.
Het onderzoek naar de geheimzinnige bende
is tien jaar na de feiten volledig vastgelopen. Uit het feitenrelaas en de
verklaringen die de TV-uitzending Panorama
registreerde, wordt duidelijk dat het onderzoek zodanig werd tegengewerkt dat
enige kans op succes onbestaande was. Er rest nog weinig hoop dat de daders
ooit ontmaskerd zullen worden. De drie advocaten, die de belangen van de Aalsterse Bende-slachtoffers
verdedigen, worden nu maandag ontvangen door Minister van Justitie Stefaan De Clercq. Zij zullen aan
de minister vragen om de dossiers van Aalst en Temse
van Charleroi naar Dendermonde te laten terugkeren.
Hiermee willen de advocaten anticiperen op de mogelijke
buitenvervolgingstelling van tien Bende-verdachten
door de raadkamer van Charleroi, die hierover moet beslissen op 9 februari
1996.
Sinds 1982 schoot de Bende van Nijvel achtentwintig onschuldige mensen ongenadig neer.
Kinderen werden niet ontzien. Wie ze zag schreeuwt om een eerlijk onderzoek
naar het wie, hoe en waarom. Aalst wacht op wat komen gaat, tussen hoop en
vrees.
Ik dank U voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken
Patrimonium en huisvesting.
11 NOVEMBER 1996
Nu 78 jaar geleden kwamen in een
spoorrijtuig in het bos van Compiègne de oorlogvoerende
partijen tot een bestand. Sedertdien wordt de
memorabele Wapenstilstand overal in het land jaarlijks herdacht. Bij de steeds
minder talrijk wordende oud-strijders staat de oorlog onuitwisbaar in het
geheugen geprent. Mesen, Langemark,
Vladso, Wijtschate, Passendale, Houthulst, Woumen, Merkem, Reningelst ... Het zijn
maar enkele van de vele plaatsen in de frontstreek die door de oorlog in een
immense modderpoel herschapen werden en waar niets nog te herkennen was. In
1918 stonden hier bij wijze van spreken geen twee stenen meer op mekaar.
Wie nu door dit deel van West-Vlaanderen
rijdt voelt de diepe littekens die de Grote Oorlog hier naliet, gesymboliseerd
in de vele begraafplaatsen, gedenktekens en musea.
Het battlefield-toerisme
is in. Jaarlijks bezoeken talrijke groepen uit binnen-
en buitenland de regio. Bekende en minder bekende, maar daarom niet minder
veelzeggende, monumenten worden vermeld in de vele folders en
routebeschrijvingen.
Mensen uit de streek zelf zien en beleven
dat anders. Velen onder hen zijn geïntrigeerd door de oorlog, al van kindsbeen.
Hun getuigenis is vaak boeiend. Wim Chielens,
producer bij radio 2, is zo iemand. Hij zegt hierover het volgende
:
"Wie in de frontstreek geboren is
krijgt met de moedermelk een natuurlijke vorm van pacifisme mee. Toen ik naar
school ging liep ik telkens langs de militaire begraafplaatsen. Mijn school lag
vlakbij een Engels kerkhof. Het feit dat wij een gewoon kerkhof hadden en
daarnaast nog eens een militaire begraafplaats, waarop soldaten lagen uit
Nieuw-Zeeland, India, Canada en Jamaïca, hield me
sterk bezig. Toen ik wat ouder werd, merkte ik dat op die militaire
begraafplaatsen jongeren van mijn leeftijd lagen. Hun namen in steen gegrift,
maakte het zinloze van de oorlog nog pijnlijker."
Dames en heren,
Te veel vrienden en geliefden zijn op het
slagveld achtergebleven. De herdenking van 11 november is daarom nooit
vrijblijvend. Deze mijlpaal in de geschiedenis moet jong en oud tot het besef
brengen dat vrede niet vanzelfsprekend is en dat blijvende vrede zo vaak
voorafgegaan wordt door dood en vernieling.
Zo begon op 11 november 1918 ook een
ander tijdperk. De moordende loopgraven van de Ijzer
legden de basis van onze democratie. Vooreerst was in 1918 de invoering van het
algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen onafwendbaar geworden. De eis
waarvoor in de eerste plaats de arbeidersbeweging vóór 1914 decennia lang had
gestreden, werd kort na de wapenstilstand en zonder voorafgaande
grondwetsherziening doorgevoerd. De conservatieven noemden het de staatsgreep
van Loppem. Zowel Koning Albert als de meer gematigde
politieke leiders van de rechterzijde beseften evenwel
dat die stap na de massamoorden aan het front onvermijdelijk was geworden.
De clandestien in de loopgraven ontstane
Frontbeweging groeide na 1918 uit tot de Vlaamse Politieke Frontpartij. Aan de
basis ligt de dramatische ervaring aan het Ijzerfront
van honderdduizenden soldaten, vooral afkomstig uit Vlaanderen. Die Vlaamse
stroming was in de jaren twintig nog sterk democratisch en pacifistisch.
De ruk naar rechts waarin het Vlaams nationalisme gedeeltelijk zou opgaan, volgde pas
later onder druk van de "nieuwe orde"-regimes in Portugal, Italië en
later ook Duitsland.
De rol van de koning tijdens de oorlog
wordt dikwijls onderschat. Uit een monumentale studie van professor Henri Haag
blijkt hoezeer Albert zich met succes verzette tegen de Franse druk om nog veel
meer duizenden Belgische soldaten in moordende militaire offensieven te
storten.
Als het aan regeringsleider de Broqueville had gelegen was dat wel gebeurd en zou België
wellicht vóór het einde van de oorlog zijn onafhankelijkheid verspeeld hebben
aan een al te onderdanige alliantie met Frankrijk.
Hoewel zijn imago duidelijk verbonden bleef
met de mythe van de koning-soldaat, was Albert vóór 1914 op zoek naar mogelijkheden om de absolute
macht van de conservatieve katholieke partij in te perken.
Terwijl de oorlog aan het front woedde,
bracht de koning een meerpartijen-regering aan de macht
en legde daarmee op basis voor een democratisering van het politieke leven na
het sluiten van de vrede.
Tegenover die aanvankelijk duidelijk
democratische ontwikkelingen stond het francofone Belgische establishment in
het defensief. In dezelfde periode krijgt de Vlaamse kristen-democratie,
als onderscheiden deel van de oude conservatieve en Franstalige katholieke
partij, voor het eerst haar eigen politiek profiel, naast het sterke blok van
de Belgische Werklieden Partij. Ten slotte moet opgemerkt worden dat ook de
massale syndikalisering teruggaat tot die eerste
naoorlogse jaren.
De geschiedenis leert dat de democratie
in 1940 op gruwelijke wijze ontluisterd werd. Vandaag wordt het wereldbeeld nog
steeds beheerst door conflicten tussen verschillende volksgemeenschappen en
door voortdurende schending van de mensenrechten. De wereld kijkt inmiddels met
ontzetting naar de gebeurtenissen in Centraal-Afrika,
waar in de streek rond het Kivu-meer in het
grensgebied tussen Zaïre en Ruanda naar schatting 1 miljoen mensen op de vlucht zijn. De internationale
politieke gemeenschap heeft het conflict zien aankomen, maar heeft eens te meer
weinig gedaan om het massale bloedbad, waarover nu reeds
gesproken wordt, te vermijden.
Dringende humanitaire hulp en militaire vredesmissies
zijn noodzakelijk om nog groter onheil te voorkomen. De betekenis van 11
november gaat in onze, vooral op consumptie en winstgerichte maatschappij, aan
velen voorbij. De afbrokkeling van de geestelijke waarden werd deze zomer in
ons land op een schrijnende manier duidelijk. De affaire Dutroux en het spaghetti-arrest van het Hof van Cassatie ontketende in
heel het land massale protestacties met de ingetogen Witte Mars op Brussel als
indrukwekkend hoogtepunt.
Een unicum ook omdat de manifestatie
nagenoeg spontaan ontstond en vrijwel ongeorganiseerd verliep. De dubbele
teneur was duidelijk. Heel wat deelnemers, onder wie opvallend veel jonge
gezinnen met kinderen, voelden zich emotioneel betrokken bij het leed van de
getroffen families. Toch was ook de ingehouden volkswoede voelbaar. Het massaal protest was al lang aan het sudderen. Er was enkel
een vonk nodig om het te doen ontbranden. Veel mensen verdenken de overheid
ervan dat zij teveel zaken in de doofpot wil stoppen. Daarbij wordt het verband
gelegd met het onderzoek naar de bende van Nijvel, de
moord op André Cools en een hele reeks van
onopgehelderde politieke schandalen. Niettemin volgden de driehonderd duizend
de wens van de organisatoren, de families van de verdwenen meisjes, om er een stille
en waardige optocht van te maken. Een mars in het teken van de hoop. De hoop op
een fundamenteel andere manier van denken en handelen i.v.m. politiek, gerecht,
economie en samenleving, waarin het bestrijden van onrecht belangrijker is dan
het halen van de Maastrichtnorm.
Het signaal van de Witte Mars is niet
verkeerd te begrijpen. De schokgolven zullen nog enige tijd voelbaar zijn.
Dames en heren,
Op 11 november gedenken wij de
gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog. Vandaag zal niemand ons kwalijk kunnen
nemen dat wij t.g.v. deze herdenking ook aandacht geschonken hebben aan de
recente gebeurtenissen en in de eerste plaats aan de wrede, onnodige en
volkomen zinloze dood van de ontvoerde, misbruikte en vermoorde kinderen.
Ik dank U voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken,
Patrimonium en Huisvesting
11 NOVEMBER 1997
De Eerste Wereldoorlog werd voor een groot
deel uitgevochten in West-Vlaanderen waar de Duitse opmars, die de geschiedenis
inging als de loopgravenoorlog, in november 1918 definitief werd gestopt.
De gevolgen waren enorm. Alles bij elkaar
werden 45 miljoen doden, gekwetsten en vermisten geteld. Meer dan 100
West-Vlaamse gemeenten waren verwoest, met de grond gelijk gemaakt. De stank
van de rottende lijken bleef ondraaglijk totdat de aangevoerde "tsings", Chinese werkcompagnies, alle resten
bijeenraapten en begroeven. Elk jaar komen er nog steeds duizenden Franse,
Britse, Canadese en Amerikaanse toeristen kijken naar het slagveld waarover hun
vaders en grootvaders vertelden. Namen als Poelkapelle,
Wijtschate, Boezinge en Passendale klinken bij hen bekender dan bij veel Belgen.
Door het bekende gedicht van John McRae "In Flanders fields" werd de
klaproos voor de Engelsen het symbool van W.O. I.
De kaart van Europa onderging een
grondige hertekening. De samenleving was volledig
door elkaar geschud. In Duitsland betekende de wapenstilstand van 1918 het
einde van het keizerrijk. Herstelbetalingen, crisis, politieke en sociale
moeilijkheden vormden de voedings-bodem van het
nazisme.
Bij het begin van de eeuw waren de
maatschappelijke verhoudingen in het Verenigd Koninkrijk nog vrij statisch. Er was "Upstairs" en "Downstairs" en iedereen kende zijn plaats.
Rudyard Kipling ontwierp het opschrift voor de grafzerken: "
Soldier of the Great War. Known unto God ".
Ondanks het verzet van adellijke families
kregen officieren en soldaten dezelfde zerk. In de dood waren ze gelijk was de
redenering. De netjes geplaatste zerken wekten de indruk dat elke soldaat zijn
graf kreeg. In werkelijkheid ging het om massagraven. Zo werd toegegeven dat de
oude samenleving in de loopgraven doodgebloed was. Oorlog zou nooit meer
beschreven worden als een gewapende versie van de Olympische Spelen waar fair-play en moed het verschil maakten. Want zo klonk het
inderdaad nog in 1914. Men verwachtte dat de oorlog vóór Kerstmis beslecht zou
zijn. Het pakte anders uit te velde. Met een slechte
uitrusting, slechte kleren en zonder laarzen, niet genoeg gasmaskers, te weinig
munitie en te weinig en éénzijdige voeding moesten de soldaten de gruwel van de
beschietingen doorstaan. De soldaten wisten al in de oorlog dat de propaganda
het thuisfront wou laten geloven dat hun leven in de loopgraven meer een soort
lange pick-nick was, waarbij ze zich zo smerig
mochten maken als ze zelf wilden.
Toen in oktober 1916 eindelijk tanks
werden ingezet geloofde het Britse opperbevel nog steeds in de volstrekt
nutteloze cavalerie. De frontkranten in het bereik van de soldaten, waren veel
waarheidsgetrouwer dan de officiële pers die zich beperkte tot het overnemen
van de officiële nieuwsbulletins en het verspreiden van propaganda. Na de
oorlog hielden de ex-soldaten dan ook een diep wantrouwen tegenover elke
officiële instantie.
De ellende in de modder van de Ijzervlakte wekte bij de soldaten de verwachting als helden
ingehaald en beloond te zullen worden voor hun inzet. De thuisblijvers, gewoon
aan de hoera-berichten van de kranten, begrepen niets
van hun ontreddering. Werk was er niet voor hen. Enkel stemrecht. En toch zou
het algemeen stemrecht het einde inluiden van de
politieke macht van de adel en van de oude moraal.
In 1918 stonden in de frontstreek bij
wijze van spreken geen twee stenen meer op mekaar. Wie
nu door dit deel van West-Vlaanderen rijdt ziet de diepe littekens van de
oorlog gesymboliseerd in de vele begraafplaatsen en gedenktekens onderweg. Ook
bij ons legden de moordende loopgraven van de Ijzer
de basis van onze democratie.
Nog in 1918 werd het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen
ingevoerd. De clandestiene Frontbeweging groeide na de oorlog uit tot de
Vlaamse Frontpartij. Aan de basis hiervan ligt de traumatische ervaring van honderdduizenden
soldaten, vooral uit Vlaanderen afkomstig. Die Vlaamse stroming was in de jaren
twintig in grote mate democratisch en pacifistisch. De verrechtsing van een
gedeelte van het Vlaams Nationalisme volgde pas later
onder druk van regimes van "de nieuwe orde" in Portugal, Italië en
later ook Duitsland.
Hierdoor werd een polarisatie van de
Vlaamse kwestie op gang gebracht die door een deel van de politieke
machthebbers werd uitgebuit en misbruikt. Maar dat is een ander hoofdstuk.
Dames en heren,
De laatste getuigen van deze cruciale
periode zijn bijna verdwenen. Voor vele jongeren is 11 november, voor zover ze
het nog weten, een datum in de geschiedenisboeken. Dat jongeren nochtans niet
zo onverschillig zijn blijkt onder andere uit het ontstaan en de verspreiding
van de Vredesbeweging over Europa.
11 november is dan ook meer dan ooit een
duidelijke boodschap aan de generaties die geen oorlog hebben meegemaakt.
Wereldwijde vrede ontstaat in de harten en de geesten van de mensen, en steunt
op het respect voor de andere en op de ontwikkeling van alle volkeren op aarde.
Het geloof in "nooit meer
oorlog" van de soldaten van toen werd opnieuw beschaamd in 1940. De
betekenis van 11 november is dat wij dat geloof, ondanks alles wat er in de
wereld gebeurt, staande moeten houden ter nagedachtenis
van de 44.000 geliefden, vrienden en landgenoten die in de loopgraven, aan de Ijzer of op de hoogten rond Ieper
het leven verloren.
Ik dank u voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken,
Patrimonium en Huisvesting.
11 NOVEMBER 1998
Wie de omgeving
van Ieper nadert wordt getroffen door het ontbreken
van oude bomen in het landschap. Veel duidelijker merkbaar zijn de talloze her
en der verspreide witte vlekken van militaire kerkhoven. In de stad vinden de
luister van het belfort, de hallen en de hoofdkerk geen weerklank in de
knusheid van oude middeleeuwse straatjes zoals in Brugge en in Veurne.
Een nagenoeg vier jaar lang onveranderd
gebleven frontlinie is er de oorzaak van dat meer dan waar ook in België, zeer
vele huizen, kunstwerken en monumenten in de Ijzerstreek
vernield werden. Ieper, Diksmuide
en Nieuwpoort werden in die periode langzamerhand herleid tot vormloze
puinhopen, die niet meer te herstellen, maar enkel te herbouwen waren. Het zijn
nu moeilijk te onderscheiden littekens maar die een oplettend oog niet kunnen
bedriegen.
Op 28 juni 1914 vindt te Sarajevo een
tweede en ditmaal fatale aanslag plaats op het leven van groothertog Frans
Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije en zijn vrouw
Sofie van Hohenberg. Nadat Servië ingegaan is op de
zeer vernederende eisen van Oostenrijk in verband met het onderzoek en de
gevolgen van de aanslag, verbreekt Oostenrijk op 25 juli zijn diplomatieke
betrekkingen met dit land. Servië mobiliseert dezelfde dag. Op 28 juli
verklaart Oostenrijk de oorlog aan Servië. Daarmee komt het mechanisme van
onderlinge bijstandsverdragen in werking. Rusland steunt Servië en mobiliseert
eveneens. Op 1 augustus 1914 verklaart Duitsland, uit solidariteit met
Oostenrijk, de oorlog aan Rusland. Daags daarop bezetten de Duitse troepen
Luxemburg en vragen vrije doorgang door België om op te rukken tegen Frankrijk,
dat Rusland steunt. Ter waarborging van de Belgische neutraliteit en als
bondgenoot van Frankrijk mobiliseert Engeland dezelfde dag. Op
3 augustus verwerpt België het Duitse verzoek en bevestigt zijn neutrale
positie. Duitsland verklaart de oorlog aan Frankrijk. Op dinsdag 4
augustus rukken Duitse troepen België binnen. Engeland verklaart de oorlog aan
Duitsland. Wereldoorlog I is een feit.
In de huidige tijd vereenzelvigen wij de
oorlog van 1914-1918 met jaarlijkse patriottische manifestaties voor een steeds
dunner wordende rij oud-strijders.
Hoe moeilijk is het niet achter de oude
gezichten, waarin een tweede oorlog soms dieper en pijnlijker sporen heeft
nagelaten dan de eerste, de jonge mensen terug te vinden die zij waren, nu al
80 jaar geleden. En waren het geen kinderen meer, het waren dan toch jonge
mensen die veel te vroeg hun jeugd verloren.
De Wapenstilstand is voor jongeren van nu
iets uit de geschiedenis-boeken, iets uit een ver
verleden. Hoe minder oud-strijders er overblijven, hoe belangrijker het wordt
om deze ingetogen herdenking in ere te houden. Er zijn immers gebeurtenissen
die nooit mogen vergeten worden, die niet mogen vervagen en waar wij ons steeds
weer moeten over bezinnen.
Overal waar het te pas komt, bij herdenkingen,
ceremonies, toespraken en in krantenartikels wordt het wereldberoemde gedicht
van de Canadese legerarts John Mc Crae geciteerd : " In Flanders fields the poppies blow, between
the crosses row on row..." Hij schreef het op 3 mei 1915. In minder dan
geen tijd kenden vele soldaten het gedicht uit het hoofd. Men kan zich afvragen
hoe dat kwam. Op het ogenblik dat de strijd in de modder in Vlaanderen nog lang
niet beslecht is, laat de dichter de gesneuvelden aan het woord. Het zijn de
jongemannen voor wie de leeuweriken niet meer zullen zingen. Met enkele
treffende woorden roepen zij het pas voorbije leven op. Nu liggen ze neergeveld
tussen de klaprozen. Maar ze zijn er van overtuigd dat zij niet voor niets hun
leven hebben gegeven. Zij vragen dat hun taak wordt voortgezet, zoniet zullen
zij geen rust kennen. Met klare en sprekende beelden roept het gedicht de
prangende tegenstelling op tussen het leven en de dood, tussen de bloemen en de
kruisen, tussen het jonge sterven en het doorgeven van de toorts.
Op de kerkhoven zijn weduwen en wezen al
lang opgevolgd door toeristen die melancholisch genieten van de stilte. Wit
rijzen de kruisen op uit het grasperk, tussen wat bomen en bloemen, als een
zwijgend leger dat in de rij staat voor de laatste schouwing.
Dames en heren,
De laatste getuigen van 1914 zijn bijna
verdwenen.
11 november is dan ook meer dan ooit een
boodschap van vrede aan de generaties die geen oorlog hebben meegemaakt. Er
wordt wel eens gezegd dat jonge mensen onverschillig zijn. Ik geloof daar niet
in.
Zij weten zeer goed dat een wereld zonder
conflicthaarden, zonder schending van de mensenrechten en zonder honger niet
voor morgen is. Het zijn ook jonge mensen die zich engageren voor verenigingen
zoals Artsen zonder Grenzen, het Rode Kruis en tal van niet-gouvernementele
organisaties. Daar zijn zij dag aan dag in de weer om mensen die geteisterd
worden door oorlog, hongersnood of ziekte te helpen.
In 1918 stonden in de Westhoek bij wijze
van spreken geen twee stenen meer op mekaar. Meer dan
100 Westvlaamse gemeenten waren verwoest, met de
grond gelijkgemaakt. De loopgravenoorlog kostte het leven aan 44.000
landgenoten. Vandaag brengen wij hulde aan de vele duizenden gesneuvelden en
aan diegenen die de gruwel van de oorlog beleefd en overleefd hebben. Het zijn
zij die ons dit vrij en voorspoedig land hebben
geschonken. En dat zullen wij, zowel ouderen als jongeren, nooit vergeten.
Ik dank u voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken,
Patrimonium en Huisvesting.
11 NOVEMBER 1999
Dames en heren,
Net als de voorgaande jaren was het
zomers weer op 4 augustus 1914. In Brussel heerste zowaar een feeststemming. Koning
Albert werd toegejuicht door een uitzinnige menigte. De Belgische overheid had
zopas het Duitse
"voorstel" voor een vrije doorgang richting Frankrijk afgewezen. De
neutraliteit van België moest en zou gehandhaafd blijven. De bevolking vond die
krachtdadige houding schitterend. Dezelfde dag vielen de Duitsers ons land
binnen. Het begin van vier jaar verschrikkelijke ellende.
Tijdens die vier tragische jaren van de
Grote Oorlog, zoals W.O.I bekend staat, werden ontzaglijk veel jonge mannen de
dood ingejaagd. Voor bijna altijd te verwaarlozen militaire successen. Na een
vier jaar durende slachtpartij in de modder, ten dienste van de Grote Illusie,
kwamen zij die nog leefden terug thuis als ontwrichte mensen, mentaal
ontredderd en fysisch in slechte gezondheid. Op het slagveld leerden zij hoe
hun offer en hun idealen vrijwel anoniem ten ondergingen in het bloedbad van de
geïndustrialiseerde oorlog.
Ten minste één les is
intussen duidelijk. Twintig jaar na de oorlog die aan alle oorlogen een einde
moest maken stond de wereld opnieuw in brand.
Nooit meer oorlog. Sedert
de Eerste Wereldoorlog is het een veel gehoorde wens. De vraag is alleen, wie
die wens, het is bijna een kreet, moet vervullen. De Volkenbond, die na de
grote oorlog opgericht werd om een collectieve vrede te bewaren, faalde. Een
zekere verdienste van die Volkenbond was evenwel dat
wij hebben leren omgaan met een internationaal mechanisme. Voor de Verenigde
Naties was het van in het begin duidelijk dat er niet langer van minderheden
gesproken mocht worden. Zij zijn altijd al de oorzaak geweest van conflicten en
oorlogen. Voortaan stonden minderheden gelijk met mensenrechten. De UNO-blauwhelmen, opgericht tijdens de Koude Oorlog, zijn
zich met jaren steeds nadrukkelijker gaan profileren als bewaarders van de
vrede tussen oorlogvoerende partijen en ook als beschermers van de
mensenrechten van etnische minderheden. In dat opzicht voeden de Verenigde
Naties onze hoop op een duurzame vrede.
Het afdwingen van vrede en het blussen
van conflictenhaarden blijkt in de praktijk en op het veld heel wat moeilijker,
en ook gevaarlijk. Een eerste vereiste bij de inzet van blauwhelmen is dat de
strijdende partijen ermee instemmen. De blauwhelmen zijn er dan ook niet om te
vechten, wel om de partijen te scheiden. Stilaan is hun mandaat verruimd. Zij
creëerden condities voor vredesonderhandelingen en kregen een humanitaire
opdracht. Zij stonden in voor de verzorging van de bevolking, het thuisbrengen
van vluchtelingen, het opruimen van mijnen en zelfs het organiseren en op poten
zetten van democratische verkiezingen.
Op een bepaald moment is men blauwhelmen
echter ook gaan inzetten in explosieve situaties. In landen als ex-Joegoslavië
of Liberia werden bestanden elke dag geschonden. Wat met de Belgen in Rwanda
gebeurd is, was een verkeerde opdracht op een verkeerd moment. De licht
bewapende blauwhelmen konden niets doen. Pas wanneer de lidstaten apart, of
onder de vleugels van de NAVO gespierd optraden, kon bijvoorbeeld de Serviërs
het zwijgen worden opgelegd.
De wereldgemeenschap heeft de
instrumenten in handen om wereldoorlogen te voorkomen. De Europese integratie
die begonnen is na W.O.II is volgens sommigen de meest vredestichtende gedachte
van de voorbije tweeduizend jaar geweest.
Tegenwoordig zien de groten der aarde
elkaar bijna wekelijks en bestaat er een permanent overleg. Maar het voorbeeld
van Bosnië leert dat de grote spelers te veel tijd nodig hebben om tot
besluiten te komen.
Drie jaar palaveren
terwijl veel meer burgers dan militairen sneuvelden. Bij alle hoopvolle
ontwikkelingen blijven wij ook achter met de beangstigende vraag naar het vredestichtend karakter van de in een aantal West-Europese
landen opgestelde kernwapens. Een discussie die ook in België actueel op het
politieke toneel wordt gevoerd.
Op deze dag spreken wij de hoop uit dat
de 45 miljoen doden van de Eerste Wereldoorlog er de wereldleiders zullen toe
leiden de dreiging van een kernoorlog af te wenden. En dat kan maar op 1 manier
nl. door de verwijdering en vernietiging van alle
kernwapens. Pas dan zullen de helden van '14-'18 niet tevergeefs gesneuveld
zijn
De hoop op de verwijdering van de in ons
land opgestelde kernwapens lijkt nu meer dan ooit gewettigd.
Ik dank U voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken,
Patrimonium en huisvesting.
11 NOVEMBER
2000
In de Westhoek van Vlaanderen ligt het
land bezaaid met soldatenkruisen uit de Eerste Wereldoorlog. Soldaten van alle nationaliteiten
vonden hier hun laatste rustplaats. Het onmetelijke verdriet dat over hun
graven hangt wordt blijvend tot uitdrukking gebracht door het treurende
ouderpaar van Käthe Kollwitz
op de begraafplaats van Vladslo.
Nog ieder jaar wordt die tragiek
herdacht. Wij kunnen ons nog maar moeilijk het leed voorstellen van
honderdduizenden jonge mensen die de ontberingen in de loopgraven van het westelijk front beleefden, bedreigd door het voortdurend
inslaan van granaten en bommen, de gasaanvallen en de lijf-aan-lijfgevechten.
Die jongeren stierven met het gelaten
besef van de nutteloosheid van hun dood, in het aanschijn
van de waanzin die de mensheid tot stand had gebracht. Tegen hun wil
meegesleurd in een spiraal van waanzin en onredelijk geweld hebben zij hun
grote bijdrage geleverd aan de geschiedenis.
De Eerste Wereldoorlog was het decor
waarbij Europese grootmachten elkaar in de haren vlogen omwille van
imperialistische belangen. Zij joegen hun legers over Europa en verzandden in
een uitputtende stellingenoorlog. De westelijke frontlinie liep doorheen
Vlaanderen.
In de Westhoek vocht het Belgische leger.
Aangevoerd door een Franstalig officierenkorps. Het voetvolk in de loopgraven
was overwegend Vlaams.
De sociale en culturele kloof was immens.
Ver weg van dorp en moeder ondervonden velen de brutale sociale discriminatie
aan den lijve. En daar, op de puinen van modder en
granaatscherven, angst en vernieling, stonden Vlamingen op. Voor gelijke
rechten. De vernedering was zo groot. Zij hadden weinig te verliezen. Daar aan
de Yzer ligt Vlaanderens
dageraad.
Nieuwe generaties weten niet meer welke
offers hun voorouders gebracht hebben om dit te bereiken. Wij zijn de Vlaamse
soldaten die gesneuveld zijn aan het Yzerfront steeds
blijven eren, omdat hun droeve lotgevallen tot een brede bewustwording van
gerechtvaardigde verwachtingen geleid hebben : nooit
meer oorlog, vrijheid, verdraagzaamheid en zelfbestuur.
Goed 75 jaar later is de federale
staatsstructuur van België een feit. Wij hebben deze belangrijke stap in de
autonomie bereikt langs de wegen van geleidelijkheid, stap voor stap via de
moeilijke weg van de parlementaire democratie. Het unitaire
"vaderland" van weleer komt nooit terug.
Dames en heren,
Jaar na jaar leggen tienduizenden
getuigenis af van hun onwrikbaar geloof in de vrede, met het besef dat oorlogen
nooit iets oplossen, maar steeds de kiemen van nieuwe strijd in zich dragen. De
geschiedenis heeft de juistheid van deze stelling bevestigd. Wapens dragen niet
bij tot de ontplooiing van de mensheid noch tot de bestrijding van ziekte,
honger en armoede in de wereld.
Samen met Anton Van Wilderode
zeggen wij : De wereld die wij willen draagt geen
wapens.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken,
Patrimonium en Huisvesting
11 NOVEMBER 2001
Wij zijn ergens in het laatste decennium van de 19de en
het eerste van de 20ste eeuw. Een periode waarin dynamiet, dolk en pistool
regeerden. Het publiek leefde in de ban van het gewelddadig
anarchisme. Gelijktijdige aanslagen in een aantal landen wekten de indruk dat
een goed georganiseerde internationale anarchistische beweging aan het werk
was. Overheidsgebouwen waren het uitgelezen doelwit, als symbool van de
arrogantie van de heersende klasse. Zes staatshoofden, onder wie een Amerikaans
en een Frans president, werden vermoord. Maar ook gewone burgers lieten het
leven en vele anarchisten die, samen met hun slachtoffers, ook zichzelf
opbliezen.
In Frankrijk begonnen de gewelddadige aanslagen in 1892. Nogal wat
intellectuelen en jongeren uit welgestelde families steunden het geweld. Parijs
leefde in permanente angst voor aanslagen. Uiteindelijk doofde het anarchistisch terrorisme uit, maar niet als gevolg van
militair optreden.
De in die tijd gevreesde en geminachte arbeidersklasse dwong
langzaam haar rechtmatige plaats af in het politieke en het maatschappelijke
bestel, waardoor de arbeider ophield een tweederangsburger te zijn. De
anarchisten, die voorhielden te spreken in naam van de arbeidersklasse, hadden
daar helemaal geen aandeel in. Integendeel, het anarchistisch
geweld botste op zijn eigen uitzichtloosheid.
Onwillekeurig doen de gebeurtenissen van de afgelopen weken aan
deze periode terugdenken. Vervang “anarchistisch” door “islamitisch
fundamentalistisch” en “arbeider” door “moslim” en je krijgt een leerrijke
parallel.
De septemberterroristen waren geen ongeschoolde Afghaanse
bergbewoners, maar hoog opgeleide individuen uit Egypte en uit de Emiraten, die
soms jaren in het Westen hadden geleefd en gestudeerd. De aanslagen waren veel
meer gericht tegen de symbolen van de Amerikaanse macht dan tegen de
fundamenten van de Westerse vrijheid en democratie zoals velen beweren.
In dat deel van de wereld waar de Palestijnse kwestie een erg
gevoelige snaar raakt leeft de overtuiging dat uitgerekend de Verenigde Staten
verantwoordelijk zijn voor de onderdrukking van de Palestijnen
en bij uitbreiding voor de voortdurende achterstelling van de Arabische en de
moslimwereld.
Oorlog. Het woord roept de simplistische verwachting op van een
conflict met een duidelijk omschreven vijand die overwonnen kan worden als er
maar genoeg middelen ingezet worden, waarna opnieuw vrede zal heersen. Deze
keer liggen de zaken anders. In de veronderstelling dat het
antwoord op de septemberterreur zich zou beperken tot militaire acties en een
wereldwijde anti-terroristische coalitie onder
leiding van de Verenigde Staten, dan is het best mogelijk dat als eindresultaat
het al-Queda netwerk van Osama Bin Laden zal
ontmanteld zijn en misschien zal Afghanistan eindelijk van zijn Taliban-regime af zijn.
Maar van vrede zal geen sprake zijn want de terreur zal blijven
gedijen op de frustratie in het Midden-Oosten en de achterstelling elders in de wereld.
De cruciale vraag is niet hoe de Verenigde Staten de eerstvolgende
weken zullen optreden, maar wel wat zij daarna zullen doen in de komende
maanden en jaren.
De kernvraag hierbij is of de septembertragedie bijtijds zal doen
beseffen dat we toe zijn aan een definitieve oplossing voor het vijftig jaar
oude conflict rond Palestina ; dat we iets zullen moeten doen aan de
aanslepende kwestie Irak ; dat de spanning tussen arm
en rijk in deze wereld niet eindeloos kan worden gerekt en dat het niet
aangewezen is dat 1 groot land blijft beslissen wat goed is voor de rest van de
wereld.
Fanatieke wanhoop zal de kweekgrond blijven voor toekomstige
generaties terroristen zolang het rijke Noorden een koers vaart die gericht is
op het vrijwaren van het eigen politiek, militair en
economisch belang.
De herdenking van 11 november moet er ons blijvend aan herinneren
dat duurzame vrede, democratie en individuele vrijheid verworvenheden zijn die
hand in hand gaan met de ontwikkeling van een zekere welvaart die voorziet in
het levensonderhoud, in een basis-gezondheidszorg en
in een basis-educatie. Het terroristisch
geweld zal niet eerder botsen op zijn eigen uitzichtloosheid. Tot nader order
hebben de straatarme, platgebombardeerde Afghanen dan ook geen boodschap aan de
Westerse democratische- en vrijheidsgedachte.
“In Vlaamse velden klappen rozen open,
tussen
witte kruisen, rij aan rij.”
Laat het niet tevergeefs geweest zijn.
Ik dank U voor uw aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
11 NOVEMBER 2002
Dames en heren,
De moderne communicatiemiddelen
hebben van de wereld een dorp gemaakt.
Wij worden 24 uur op 24 geïnformeerd
over wat er in de wereld gebeurt, maar de toevloed van informatie is zo groot
en zo snel dat wij nauwelijks de tijd hebben om die te verwerken, laat staan
ons een opinie te vormen.
Neem nu Nepal. Zeer
uiteenlopende meningen doen hierover de ronde. Bijvoorbeeld :
Er is
momenteel geen burgeroorlog in Nepal. Het land kampt enkel met een kleine
maoïstisch gezinde guerilla. Wij moeten een prille
democratie als Nepal helpen zich hiertegen te verdedigen.
Andere
mening : De wapenfabrikant treft geen schuld, evenmin
als de verkoper van de kachel waarin vrouwenmoordenaar Landru
zijn slachtoffers verbrandde. Je kunt een bedrijf dat wapens maakt niet
tegelijk instandhouden en export verbieden. Barco,
een Vlaams bedrijf, levert ook onderdelen voor raketten.
Of nog : Sinds 1997 is het Waalse gewest hoofdaandeelhouder van
FN. Belangenvermenging is onvermijdelijk. Nu Nepal 25 miljoen neertelt voor 5500 Minimie-mitrailleurs
wordt FN aantrekkelijk voor mogelijke overnemers.
Nog
een mening : Nepal is één van de armste landen ter
wereld. De boeren gaan er gebukt onder een zware feodale monarchie. Het
volksverzet wordt zonder blozen door de regering omschreven als terrorisme dat
met alle middelen moet worden bestreden.
En
ten slotte : Zelfs indien de wapenlevering geschorst
wordt hoeft niemand bij FN zich daar nog grote zorgen over te maken. FN wint
altijd want het haalt 15,4 miljoen Euro binnen, ook als er geen enkele
mitrailleur naar Nepal vertrekt nl. via de
verzekeringspolis die de Delcrederedienst heeft toegekend voor het
exportrisico.
De kwestie Irak is zo mogelijk nog een stuk ingewikkelder. Nu eens heet het dat
Irak nog altijd op grote schaal massavernietigingswapens aan het aanmaken is en
zo de vrede en de veiligheid in de regio en in de wereld bedreigt.
Dan weer dat Saddam
Hoessein een handlanger is van al-Qaeda. Vervolgens
dat het lijdende Irakese volk in naam van de democratie dringend moet worden
verlost van de baarlijke duivel en dictator Saddam,
of nog dat een regimewissel in Bagdad een strategisch Amerikaans belang dient.
Dames en heren,
De herdenking van 11 november
moet ons helpen om hetgeen in de wereld van vandaag
gebeurt in het juiste perspectief te plaatsen. Een nieuw
Nepal-parcours moet in de toekomst vermeden worden
door de beloofde aanpassing van de wet op de wapenhandel. Het gaat over de
integratie en de naleving van de Europese code met ethische regels voor wat
betreft wapenleveringen aan landen in burgeroorlog en landen die kindsoldaten
inschakelen. Ook leveringen aan politiediensten worden aan strikte voorwaarden
onderworpen. Daarnaast moeten de parlementaire controle en de
beslissingsbevoegdheid zo breed mogelijk kunnen gaan.
Het zijn deze ethische regels
die ervoor moeten zorgen dat “decision makers” hun
geweten niet meer opzij kunnen zetten omwille van zuiver economische of zuiver
politieke belangen. Dit is volgens mij de enige juiste weg.
Exact dezelfde overweging kan
gemaakt worden i.v.m. Irak, Tsjetjenië en nog zoveel
andere vuile oorlogen overal in de wereld.
In de Verenigde Staten wordt
voorgewend dat het niet respecteren van VN-resoluties
een militair ingrijpen rechtvaardigt, terwijl men niet reageert als Israël
precies hetzelfde doet. Dat maakt de argumentatie voor een tussenkomst absoluut
ongeloofwaardig.
Maar er zijn nog personaliteiten
zoals oud president Jimmy Carter die de moed hebben om tegen de stroom in te
gaan. Niet iedereen ziet in welke risico's er verbonden zijn
aan de nieuwe theorie van de preventieve militaire actie. Als de
Amerikanen die theorie tot geloofsregel verheffen, gaat de geschiedenis een
gevaarlijke weg op. Want wat hebben we nog te vertellen indien morgen China
"een preventieve actie" voert tegen Taiwan of India tegen Pakistan ?
Het gemak waarmee de leiders van
democratische landen nu al maanden over een nieuwe oorlog met Irak praten, is
verbazingwekkend. De lijst van vooraanstaande Amerikanen die zich zorgen maken
over de weg die de regering in Washington is ingeslagen, groeit aan. Zij
reageren niet enkel tegen de oorlogsdreiging maar zien vooral hoe de voorbije
maanden burgerlijke vrijheden, o.a. wat betreft procesrecht, beperkt worden. De
Amerikaanse regering ondergraaft met andere woorden de samenleving die ze zegt
te willen verdedigen.
De schuld daarvoor leggen de
Amerikanen vanzelfsprekend bij al-Qaeda. Maar het
terrorisme is niet door Osama Bin Laden uitgevonden, het zal met hem ook niet
verdwijnen.
De kans is groot dat de oorlog
tegen het terrorisme nooit wordt gewonnen, net zo min als de oorlog tegen de
armoede. Wellicht is het gepast om op 11 november de nadruk te leggen op het oorzakelijk verband tussen terrorisme en armoede. Met zijn
afwezigheid op de wereldconferentie voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg
gaf George Bush aan dat hij daar niet zo mee begaan is. Het wordt stilaan koud
rond George W. Bush.
Een nieuwe oorlog met Irak zal
zonder twijfel mannen, vrouwen en kinderen het leven kosten
die niet gevraagd hebben om onder de dictatuur van Saddam
te leven. Zij zijn tot dusver nauwelijks een achteloze gedachte waard. Moet
Irak gewapenderhand bestormd worden ? Om op dit soort
vragen te antwoorden, bestaan er internationale overlegorganen. Hiervoor zijn
ooit de Verenigde Naties opgericht, met de Veiligheidsraad en al zijn politieke
en geografische evenwichten. Het zou een
geruststellende gedachte zijn dat het wapengekletter en het tromgeroffel
langzaam verstomt onder impuls van de Verenigde Naties. Het zou daarnaast een
hoopvolle gedachte zijn dat Wereldconferenties over duurzame ontwikkeling
uiteindelijk zullen leiden tot de uitschakeling van het terrorisme.
PATRICK DE SMEDT
schepen van openbare werken
en patrimonium
11 NOVEMBER 2003
De Eerste Wereldoorlog was een onnodig en tragisch conflict.
Onnodig, omdat men in de vijf crisisweken die voorafgingen aan het
eerste wapengekletter, op elk moment met wat tact en goede wil had kunnen
ingrijpen in de loop van de gebeurtenissen die tot het uitbreken van de oorlog
leidden.
Tragisch, omdat de gevolgen van die eerste schermutselingen een
einde maakten aan 10 miljoen mensenlevens, het gevoelsleven van miljoenen
anderen zwaar op de proef stelden, en de optimistische cultuur van het Europese
continent vernietigden. En toen de kanonnen vier jaar
later zwegen, lieten zij een erfenis na van intense politieke rancune en
rassenhaat waardoor zij het fundament legden voor zo mogelijk nog groter leed.
De Tweede Wereldoorlog, die vijfmaal zoveel mensenlevens kostte,
kwam zo regelrecht voort uit de Eerste. De gedemobiliseerde frontsoldaat Adolf Hitler uitte in 1922 een dreigement dat hij zeventien jaar
later waar zou maken : “Het kan niet waar zijn dat
twee miljoen Duitsers vergeefs gevallen zijn. Wij eisen wraak.”
De Eerste Wereldoorlog was zo de heraut van de massale dood die de
Tweede genadeloos uitzaaide.
En toch blijven 2 grote vragen onbeantwoord in verband met WO I.
Waarom riskeerde een machtig en welvarend continent, op de toppen
van zijn geestelijke en culturele verworvenheden, alles wat het voor zichzelf
had gewonnen en alles wat het de wereld te bieden had in een loterij van een
boosaardig, moorddadig regionaal conflict ?
Waarom besloten de landen, toen een paar maanden na het uitbreken
van de oorlog de hoop op een snelle beëindiging van het conflict vervlogen was,
toch hun militaire inspanningen voort te zetten, te mobiliseren voor een totale
oorlog en ten slotte al hun jongemannen in een wederzijds bloedbad te storten ?
Was het enkel het principe van de onaantastbaarheid van
internationale verdragen ? Of was het ook “la raison d’état”, de oudste reden
om oorlog te voeren ?
Toen het Habsburgse rijk instortte had
la raison d’état, het
motief van Oostenrijk, nochtans alle inhoud verloren.
Het tweede raadsel gaat over de frontsoldaten. Al vroeg werd de waarschijnlijkheid
te midden van vuil en ellende gewond te raken of een pijnlijke dood te sterven
als onvermijdelijk beschouwd.
Hoe kwamen miljoenen anonieme jongemannen, grauw en niet van
elkaar te onderscheiden, beroofd van het laatste greintje glorie, tot het
besluit te blijven vechten en in de zin ervan te geloven ?
Ze deden het en dat is één van de onweerlegbare feiten van de
Eerste Wereldoorlog. De kameraadschap bloeide aan het front en verbond
volslagen vreemden in een nauwe broederschap. De tijdelijke samenhorigheid werd
verheven tot het niveau van een bloedbad op leven en dood. In de loopgraven
werden vriendschapsbanden gesmeed die sterker waren dan in vredestijd.
Misschien vonden zij de ultieme zingeving in de zelfopoffering voor de
kameraden.
Overal langs het oude westelijk front
zijn er begraafplaatsen en monumenten die aan de Grote Oorlog doen denken.
De grotere grafstenen en monumenten zijn keurig onderhouden. Maar
er zijn ook vergeten kleine grafstenen en monumentjes die langzaam afbrokkelen,
waarvan de onleesbare inscripties met mos begroeid zijn, en die kleine, lang
vergeten, wapenfeiten gedenken van één enkele eenheid of individuele soldaat.
Bij heel wat Vlaamse gezinnen is de doos van opa op zolder met
zijn briefkaarten van het front, de vergeelde foto’s en verkleurde, mat
geworden medailles, nog de enige tastbare band met het verleden.
Nu ook opa er niet meer is moeten wij met des te meer
vastberadenheid de tradities in ere houden. Tijdens 4 jaar stellingenoorlog
stierven 25 000 van onze soldaten, 23 000 burgers en 14 000 kwamen om door
ziekte. Dat was toen 0,6 procent van de Belgische bevolking.
Miljoenen anderen vonden tussen 1914 en 1918 ook de dood. Dit mag
nooit vergeten worden. Noch door ons, noch door de volgende generaties.
Patrick De Smedt
schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
11 NOVEMBER 2004
Geachte dames en heren,
Van 1914 tot 1918 was de Westhoek het
toneel van Wereldoorlog I.
10 miljoen mensen van 20 verschillende
nationaliteiten stierven. Onder hen 8,5 miljoen soldaten. Tienduizenden
geraakten tijdens de oorlog vermist.
De stad Ieper
was het middelpunt van een onafgebroken strijd; vanaf de eerste oorlogsmaanden
tot het einde. De 3de slag om Ieper is de
geschiedenis ingegaan als één van de gruwelijkste veldslagen uit de Eerste
Wereldoorlog. Uiteindelijk ging de strijd om de smalle richel waarop het dorpje
Passendale was gelegen Bij deze slag, waarvan het strategisch belang omstreden was, vielen meer dan een half
miljoen slachtoffers, door vijandelijk vuur maar ook velen door verdrinking in
de Vlaamse modder.
Ieper zelf werd één
grote ruïne, zonder burgerbevolking, maar met de ondergrondse activiteiten van
de soldaten die als een leger van ratten in de kelders leefden en die enkel ’s
nachts naar buiten kwamen om voort te vechten.
Het landschap waar de grote oorlog zich
afspeelde was uitermate bepalend voor het verloop van de krijgsverrichtingen.
Men spreekt in dit verband vaak over een stellingenoorlog. Dat was zo in de
Kuststreek met het IJzerfront en dat was ook het geval in het Heuvelland rond Ieper en in de valleien van de Leie
en de Douve. Zo bijvoorbeeld valt in oktober 1914 de
Duitse opmars stil. Dankzij het water dat de vlakten rond de IJzer en de Kemmelbeek overspoelt kunnen
Belgische en Franse troepen standhouden aan de rand van de gemeente. Na de
oorlog is het glooiend landschap rondom veranderd in
een massagraf vol anonieme soldaten, met gapende kraters, verwoeste loopgraven,
bajonetten, granaathulzen en prikkeldraad.
Toen er een einde gekomen was aan de vaak
zinloze veldslagen en de talloze verwoestingen herrees de Westhoek langzaam uit
de as.
De Eerste Wereldoorlog, dames en heren,
is ongetwijfeld één van de belangrijkste keerpunten in de moderne geschiedenis.
Duitsers en geallieerden vochten gedurende vier jaar een bittere strijd die ten
slotte uitmondde in de Vrede van Versailles. Ironisch
genoeg zou dit later één van de aanleidingen worden voor de tweede grote
wereldbrand.
Vandaag wil de Westhoek zijn
Vredesboodschap uitdragen over gans de wereld en doet dit niet enkel via de
traditionele IJzertoren en Menenpoort, maar ook
steeds meer en beter in het museum “In Flanders Fields”. De talloze militaire begraafplaatsen,
oorlogsmonumenten en diverse sites her en der behoren tot hetzelfde geheel.
Op 16 augustus dit jaar overleed Cyriel Barbary, de allerlaatste
Belgische oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog. Hij werd 105. Waarmee gezegd
wil zijn dat de generatie die de oorlog doorleefde nu uitgestorven is.
Herinneringseducatie betekent dat
informatiecampagnes en vormingsprojecten worden opgezet voor jongeren die,
zeker nu deze generatie wegvalt, geen enkele binding meer hebben met
gebeurtenissen van 85 jaar geleden.
Deze projecten zijn er op gericht de
belevingswaarde van de gruwel van de oorlog op peil te houden en te
actualiseren.
De vzw Jeugd en Vrede pakt
uit met een reeks van 10 affiches met daarop aangrijpende teksten die één
samenhangend geheel vormen met een geïnformatiseerd vormingspakket voor de
leeftijdsgroep 8 tot 14-jarigen.
Eén van de afficheteksten luidt als volgt :
Ik droomde ervan soldaat te worden :
kameraden zoals je die
nergens anders vindt,
en dan dat
uniform met die glanzende knopen,
daar voelde ik me
koning in.
Ik droomde ervan soldaat te worden
maar kwam in de
hel.
Ze hebben Tommy gepakt, mama,
en Sam, en Michael,
en John, en …
Wanneer het mijn beurt is
? Gauw
Morgen word ik zestien. Denk aan me.
Sedert 1928
weerklinkt avond na avond “The last post” onder de Menenpoort
te Ieper, als eresaluut aan de 55 000 wiens namen in
steen gebeiteld staan en die nooit teruggevonden zijn.
Op 11 november brengen wij hulde aan de
onbekende soldaat met een gelijkaardige plechtigheid aan de Congreskolom te
Brussel en vinden overal in het land herdenkingen plaats. Wij herdenken
Wereldoorlog I, maar daarnaast staat 11 november ook symbool voor de strijd
tegen het onrecht in de wereld.
Of het nu gaat over onschuldige
slachtoffers van het terrorisme, kindsoldaten in Oeganda, de politieke
onderdrukking in Myanmar het vroeger Birma, de oorlog
in Irak, het onrecht van het communisme in Noord-Korea en ga zo maar door, het
is dezelfde strijd. Het is de strijd van de mens tegen zichzelf. In die zin is
11 11 11 een boodschap van
hoop en van vrede.
Ik dank u voor uw aandacht.
Patrick De Smedt
schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
HERDENKING WAPENSTILSTAND 11 NOVEMBER 2005
In het jaar dat ons (dierbaar)
vaderland België 175 jaar bestaat kan enige reflectie over verleden, heden en
toekomst uitgaande van het kernthema van dit feestjaar: “ONTMOETEN”, ook bij deze 11 november
herdenking interessant zijn.
Sinds de onafhankelijkheid is de
maatschappij in de 19de eeuw geëvolueerd van een samenleving met kleinschalige
intensieve landbouw naar een industriële omgeving met een groeiende
verstedelijking. De opkomst van de fabrieksarbeid creëerde een nieuwe sociale
klasse. Uit deze arbeidersklasse ontstond een sociale beweging waarbij de
kansen en rechten van de arbeiders stukje bij beetje werden verbeterd en
uitgebreid.
In de 20ste eeuw is ons
land tweemaal het slagveld geweest van wereldoorlogen.
Ondertussen bestaat België niet
alleen 175 jaar als onafhankelijke staat, maar ook 25 jaar als federaal land.
Sinds 1980 is via de gewesten en
gemeenschappen op vreedzame wijze verregaande autonomie tot stand gekomen.
Ons land kan maar blijven overleven
als de verschillende gewesten en gemeenschappen de moeite doen om elkaar beter
te begrijpen.
Ook heel wat politici hebben echter
nog steeds de neiging zich enkel toe te spitsen op de verschillen tussen beide.
Het opzet van federalisme is niet om verder uit elkaar te groeien maar
integendeel om meer en beter samen te werken, mekaar
te blijven ONTMOETEN. Samenwerken om te komen tot meer autonomie voor de
deelstaten is in dat verband geen contradictie. Communautaire tegenstellingen
zijn nefast voor het nemen van beslissingen die het belang van de gewesten
overstijgen. Het dossier van de nationale luchthaven is hiervan een goed
voorbeeld.
ONTMOETING is ook op andere vlakken
een thema dat bijzonder actueel is. Mensen zitten met dagelijkse stress om
vooral hun materiële behoeften maximaal te kunnen blijven bevredigen. Het innerlijk welzijn, de innerlijke rust is daarbij helemaal in
de verdrukking gekomen. Het “hart” van de samenleving is dringend aan
reanimatie toe. In de plaats van een boodschap van liefde en vrede uit te
dragen en iedereen zijn plekje onder de zon te gunnen, sluiten wij ons liever
op in het eigen gelijk. Dat heeft in ieder geval nog nooit tot een betere
samenleving geleid. Mensen, alle mensen, moeten zich openstellen voor wat
anderen zeggen en denken, voor wat ze drijft, voor hun overtuiging. Dat kan
enkel als we de wil hebben en tijd maken om elkaar te ontmoeten. Ontmoeting en
dialoog in de plaats van extreem individualisme, sociale vervreemding,
uitsluiting en verzuring.
Ook de ONTMOETING tussen generaties
is belangrijk.
We praten tegenwoordig over de vergrijzing
uitsluitend als een maatschappelijk probleem. Het probleem van de kost en zorg
voor ouderen door de jonge generaties te betalen en te organiseren.
Het zgn. generatiepact, bedoeld als solidariteitspact tussen de generaties, staat
volop in de actualiteit. Het publieke debat of de publieke strijd wordt ten
onrechte verengd tot centen en brugpensioenen, terwijl de problematiek veel
breder is dan dat. Het gaat over jongeren en ouderen, over het veilig stellen
van de sociale zekerheid, meer tewerkstelling, andere arbeidsvoorwaarden,
loonkost, vorming en opleiding, algemene welvaartvastheid, investeringen,
kapitaalsbelasting, enzovoorts.
Met andere woorden
: oa ook de vergrijzing verplicht ons na te
denken over de vraag waar wij met onze samenleving naartoe willen en hoe wij
dat zullen doen. De gevolgen van de vergrijzing worden meestal te eenzijdig en
te negatief belicht. Dat mensen steeds langer leven en langer gezond blijven is
op zich geen probleem maar een vooruitgang. Dat moet het uitgangspunt zijn.
Aan de andere kant lijkt het soms
alsof jongeren in een ander tijdperk leven. En eigenlijk is dat, vooral door de
razend snel evoluerende technologische ontwikkelingen, wel enigszins het geval.
De uitdagingen en keuzes waar jongeren vóór staan zijn niet gering.
Onze samenlevingen zijn ook op
Europees vlak kwetsbaar omdat ze open zijn. En toch moet het duidelijk zijn dat
een sterk en ééngemaakt Europa het project van de
toekomst is en blijft. In de confrontatie met grensoverschrijdende fenomenen
zoals terroristische aanslagen worden wij willens nillens
geconfronteerd met de grenzen van openheid en tolerantie. Een individuele
respons van 1 land is hierbij natuurlijk onvoldoende.
In dit verband dient gesteld dat de
relatie tussen de islam en het westen getekend is door een wederzijdse vorm van
wantrouwen. Het is echter een menselijke maar te gemakkelijke strategie om
zichzelf te handhaven door de andere de schuld van alles te geven.We moeten
daarvoor oppassen en we moeten de begrippen zuiver houden. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen
islamgodsdienst, moslimmensen, fundamentalistische moslims en terroristische
moslims. Dat zijn 4 gradaties die niet door elkaar mogen gegooid worden om tot
de slotsom te komen dat islam en terrorisme één en hetzelfde zijn. De meeste
islamieten willen in vrede wonen en willen ook dat het hun kinderen goed gaat.
Terroristen daarentegen
vermoorden iedereen, ook zelfs moslimkinderen.
De moslimgemeenschap heeft er dus
alle belang bij om actie te ondernemen. Het is onze plicht om hen daarbij te
helpen en hen niet als groep te demoniseren.
Er gaan de laatste tijd nogal wat
stemmen op die zeggen dat de beste manier om de maatschappij te vrijwaren van
terrorisme het overboord gooien van de huidige multiculturele samenleving is.
Welnu wat achterstelling, uitsluiting, onverdraagzaamheid
en racisme tot gevolg kunnen hebben zagen we de laatste dagen in Parijs. Met
een bevoegde minister die alleen maar zijn bokshandschoenen bovenhaalt
en opruiende, bijna oorlogstaal spreekt en tot heden nog steeds niet wil
luisteren laat staan praten, kon het probleem zich alleen maar blijven
uitbreiden en verspreiden.
Beter is het principe te verdedigen
waarbij elke minderheid aanvaard wordt met dezelfde rechten en plichten, maar
ook dezelfde kansen krijgt.
Zo komt die mooie Europese droom
weer wat dichterbij. De “European Dream”
van een evenwichtig politiek en socio-economisch model
waar het ongebreideld kapitalisme en extreem individualisme niet alles
verpletteren. Waar een unieke balans bestaat tussen individuele
verantwoordelijkheid en zelfontplooiing enerzijds en een sterke sociale
correctie en herverdeling anderzijds, voor iedereen.
Overtuigde Europeanen willen,
ook na de referenda in Frankrijk en Nederland, niet minder maar meer Europa.
Een Europa dat welzijn brengt maar ook beschermt en veiligheid garandeert.
De Europese constructie is in die
zin een fantastische motor geweest voor een gedeelde economische welvaart maar
ook voor een blijvende vrede.
De grondleggers van Europa hebben
de tol van de oorlog gekend : de volgende generatie heeft hard gewerkt om
Europa opnieuw op te bouwen en heeft het
economisch wonder tot stand gebracht waarin wij nog
steeds leven.
Vandaag is vrede voor de aankomende
generaties misschien te vanzelfsprekend geworden. De herinnering vervaagt dat
onze welvaart is gebouwd op – laten we eerlijk zijn – de smeulende resten van
pijnlijke geschillen. Het was die ombuiging van pijn naar mildheid, van
wreedheid naar begrip, van oorlog naar vrede die vooruitgang mogelijk maakte.
In die strijd lieten zovele
vrienden het leven. Hun offer is – dat mogen we vandaag stellen – zwaar maar
niet voor niets geweest.
Zij zijn het die ons steeds zullen
blijven herinneren aan onze eerste plicht: het onvoorwaardelijk
streven naar rechtvaardigheid en vrede.
Daarom moeten wij – niet alleen de politiek verantwoordelijken,
maar wij allemaal – ook onvoorwaardelijk blijven geloven in een vredevol en vooruitstrevend Europa van de 21ste
eeuw.
Dat zijn we de nagedachtenis van
onze oorlogsslachtoffers, aan onszelf en onze
kinderen, aan onze stad, aan Herdersem,
aan ons land als Belg én als Vlaming, verplicht.
Patrick De Smedt,
Schepen